Reactie van dr. M. Scheltema op de brief van Arre Zuurmond

Weblogs

Sinds de eerste brief die regeringscommissaris Informatiehuishouding richtte aan dr. M. (Michiel) Scheltema, is een uitvoerige correspondentie op gang gekomen. Op 4 juli reageerde regeringscommissaris Informatiehuishouding op de brief van Michiel Scheltema van een dag eerder. De reactie van de heer Scheltema, met een nieuwe vraag aan Arre Zuurmond, leest u hieronder. 

Wilt u reageren op deze brief? Dan kunt u het formulier onderaan deze pagina gebruiken. Ook kunt u een reactie achterlaten onder het bijbehorende LinkedIn-bericht.

Een overzicht van alle brieven vindt u op deze pagina.

Beste Arre,

Het is een interessante vorm van gedachten ontwikkeling die je hebt uitgelokt met deze briefwisseling. Een genoegen om daaraan mee te doen.

Ik ben het geheel met je eens dat informatieverstrekking vanuit het burgerperspectief iets heel anders is dan vanuit het overheidsperspectief. Het voorbeeld dat je noemt herken ik zonder meer. Wanneer een burger te maken heeft met verschillende loketten bij de overheid, en verschillende regelingen die belangrijk zijn voor zijn problematiek, dan krijgt hij nergens bij de overheid een overzicht van de regelingen die er zijn, en nog minder van de manier waarop de verschillende regels op elkaar inwerken. Het is daarom begrijpelijk dat sommige burgers dan maar voor alle zekerheid afzien van het doen van aanvragen, zoals je als ombudsman hebt ervaren. 

Dit probleem komt tegenwoordig in veel discussies aan de orde, bijvoorbeeld wanneer het gaat over de vraag hoe de zorgplicht van de overheid ingevuld moet worden. Het bestaan van het probleem wordt ook bevestigd door verschillende rapporten van de Nationale ombudsman, jouw collega in je vorige functie. 

De oorzaak van deze burgeronvriendelijke benadering ligt in het gegeven dat ieder bestuursorgaan zich alleen verantwoordelijk voelt voor het eigen handelen en de eigen regelingen, maar niemand zich verantwoordelijk voelt voor het geheel. 

Om het wat meer concreet te maken noem ik het voorbeeld van financiële regelingen waar ouderen gebruik van kunnen maken, maar dat vaak niet doen. Ik heb mij daar wat meer in verdiept omdat ik betrokken ben bij een initiatief van de VAR Vereniging voor bestuursrecht om daar verbetering in te brengen.

Uit een onderzoek van de Nationale ombudsman blijkt dat ouderen in financiële problemen vaak geen gebruik maken van de voor hen bestemde voorzieningen. Dat komt deels omdat zij die niet kennen, maar deels ook er niet op vertrouwen dat er niet allerlei problemen ontstaan als zij een voorziening aanvragen. Precies zoals jij beschrijft uit je praktijk als ombudsman. Ouderen zijn dan bang dat een nieuwe uitkering tot een korting op een andere kan leiden, of dat zij later misschien onverwacht veel moeten terugbetalen omdat zij zich niet aan bepaalde regels hebben gehouden. 

Vanuit het perspectief van de oudere is de volgende informatie van belang:

  • Voor welke voorzieningen kom ik in aanmerking? Waar en hoe kan ik die aanvragen?
  • Hoe werken de voorzieningen op elkaar in, en hoe werken die mogelijk door in de belastingen? Wat is dus de beste manier van handelen?
  • Is er één plaats waar ik terecht kan om over alle voorzieningen informatie te verkrijgen, en vervolgens alles te regelen?

Daarbij ben ik het geheel met je eens dat de overheid als één geheel zou moeten optreden. De splitsing in vele overheidsloketten heeft tot gevolg dat de burger zelf de samenhang in  de overheidsregelingen moet achterhalen, terwijl dit juist een taak van de overheid zelf zou moeten zijn. 

In de Awb is een poging gedaan om verder te komen door het opnemen van afdeling 3.5 over samenhangende besluiten. De afdeling verplicht in bepaalde gevallen van samenhangende besluiten tot het geven van informatie, en biedt vervolgens de mogelijkheid van een gecoördineerde indiening en behandeling van aanvragen. Voor dat laatste is dan wel nodig dat een regelgever of een aantal bestuursorganen besluiten om de regeling te gaan toepassen. 

Maar interessant is wel dat de informatiebepaling zelf, artikel 3:20 Awb, zonder meer van toepassing is. Het eerste lid luidt:

  1. Het bestuursorgaan bevordert dat een aanvrager in kennis wordt gesteld van andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het bestuursorgaan redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit. 

Het toepassingsbereik is in artikel 3:19 nogal beperkt omschreven. Bovendien brengt de nieuwe Omgevingswet nog wijziging in de afdeling. 

Toch denk ik dat het een goed idee zou zijn om met deze bepaling als vertrekpunt na te denken over de manier waarop de werking kan worden uitgebreid in de richting die wij zouden wensen. Dan kan vervolgens ook in samenhang daarmee bezien worden of ook een beslissingsondersteunende voorziening een plaats kan krijgen in een gecoördineerde aanvraagprocedure. 

Hoe kijk jij hiertegen aan?

Met vriendelijke groet,
Michiel Scheltema

Foto van Arre Zuurmond
Beeld: ©Rijksoverheid/fotograaf: Jurgen Huiskes / Jurgen Huiskes
Arre Zuurmond, regeringscommissaris Informatiehuishouding

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.