Vragen en antwoorden
Op deze pagina vindt u het antwoord op veelgestelde vragen over de nieuwe Algemene informatiewet. De vragen zijn onderverdeeld in verschillende categorieën. Staat het antwoord op uw vraag er niet tussen? Dan kunt u uw vraag aan ons stellen via het contactformulier.
De vragen en antwoorden zijn met zorg samengesteld. Aangezien de wet nog in ontwikkeling is, kan de inhoud worden aangepast indien de actualiteit daarom vraagt. Er kunnen daarom geen rechten worden ontleend aan de juistheid en volledigheid van onderstaande vragen en antwoorden.
Waarom wordt er een Algemene Informatiewet gemaakt?
Veel taken van de overheid, zoals het toekennen en uitkeren van toeslagen, zijn afhankelijk van informatie. Om deze taken goed uit te kunnen voeren, moet de informatiehuishouding van de overheid op orde zijn. Uit verschillende gebeurtenissen blijkt dat dat helaas niet zo is.
Er bestaan verschillende wetten die de omgang met informatie regelen, zoals de Archiefwet, de Wet open overheid, de Wet hergebruik van overheidsinformatie en natuurlijk de AVG. En er is sectorspecifieke wetgeving, zoals op het gebied van milieu, belastingen, sociale zekerheid en zorg, die bepaalt om welke informatie het precies gaat.
Voor burgers en ook voor veel overheidsorganisaties ontbreekt echter overzicht over het geheel en inzicht in de samenhang of juist het onderscheid tussen al die wetten. Daarnaast zijn de normen in de genoemde informatiewetten meestal ruim en open geformuleerd. Dat maakt het moeilijk voor overheidsorganisaties om hieraan goed invulling te geven. Het gevolg hiervan is dat de informatiehuishouding van de overheid niet op orde is. En daardoor staan de rechten van burgers in een steeds verder digitaliserende overheid onder druk, net zoals waarden als transparantie, verantwoording en behoud historisch belangrijke informatie.
Daarom werken we aan een wet die de samenhang tussen bestaande informatiewetten verduidelijkt en zorgt voor instrumenten om de informatiehuishouding goed in te richten en op orde te houden.
Voor wie is de Algemene informatiewet?
De Algemene informatiewet richt zich op alle onderdelen van de overheid: ministeries, gemeentes, provincies, waterschappen, zelfstandige bestuursorganen (zoals het UWV of de Dienst wegverkeer), rechtspraak, en op Hoge Colleges van Staat zoals het parlement, de Algemene Rekenkamer en de Raad van State.
Al deze overheidsorganen beschikken over belangrijke informatie voor hun eigen werk én voor burgers en bedrijven. Het is belangrijk dat hun informatiehuishouding zo is ingericht dat de informatie altijd beschikbaar is en goed ingezet kan worden voor hun taken.
Wat staat er in de Algemene informatiewet?
Het wetsvoorstel benoemt in de eerste plaats een aantal belangrijke doelen en waarden uit bestaande informatiewetten, zoals openbaarheid, transparantie en toegankelijkheid. De wet spreekt ook uit dat burgers er recht op hebben dat de overheid verzekert dat deze zogenoemde “beginselen van informatieverwerking” worden gerealiseerd.
Overheidsorganen krijgen daarom de plicht om hun informatiehuishouding zo in te richten dat ze dat ook kunnen waarmaken.
Omdat dat niet altijd vanzelf gaat, regelt het wetsvoorstel ook een aantal bevoegdheden en taken van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), waar nodig samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Daarmee kunnen zij sturen op goede inrichting van de informatiehuishouding voor overheidsorganen. Ze kunnen bijvoorbeeld voorzieningen en standaarden aanwijzen die alle overheidsorganen moeten gebruiken bij de inrichting van hun informatiehuishouding. Samenvattend is in de wet aandacht voor:
- Rechten van burgers; algemene beginselen van informatieverwerking die de overheid voor burgers moet realiseren;
- De concrete verplichtingen van de overheid, zoals het zo inrichten van de informatiehuishouding dat die optimaal geschikt is voor de uitvoering van hun taken en voor het ondersteunen van burgers en bedrijven;
- Duidelijke bevoegdheden en taken om gericht te kunnen sturen op voorzieningen en standaarden voor de informatiehuishouding;
- Planning en verantwoording: over de toepassing van voorzieningen en standaarden voor de informatiehuishouding;
- Oplossen van knelpunten in gegevensdeling: wanneer een overheidsorgaan een knelpunt tegenkomt doordat verschillende wetten elkaar tegenspreken bij de uitvoering ervan, kan dit worden voorgelegd aan een commissie.
De concept-wettekst is gepubliceerd op de website www.rcihh.nl.
Wat is het doel van de Algemene informatiewet
De Algemene informatiewet heeft tot doel om:
- Informatierechten van burgers expliciet te maken; daarbij gaat het bijvoorbeeld om openbaarheid, transparantie, toegankelijkheid.
- Te sturen op inrichting van de informatiehuishouding bij alle overheidsorganen zodat deze rechten ook echt gerealiseerd worden.
Wat merkt de burger ervan?
De wet richt zich in de eerste plaats tot overheidsorganen. Zij moeten zorgen dat hun informatiehuishouding op orde komt. De burger merkt dat doordat informatie beter beschikbaar en toegankelijk wordt voor hen zodat ze hun zaken met de overheid beter kunnen regelen. En doordat de overheid hen beter kan helpen als zij ondersteuning nodig hebben.
Wat merken overheidsorganisaties ervan?
Overheidsorganisaties merken dat zij concreet aan de slag moeten om hun informatiehuishouding op orde te brengen. De bedoeling is dat zij – net zoals bij de jaarlijkse begroting en verantwoording – jaarlijks plannen welke stappen ze daarvoor gaan zetten, en ook rapporteren over de resultaten. Het is dus niet vrijblijvend, maar er wordt ook geïnvesteerd in goede voorzieningen en standaarden om hen daarbij te helpen. Dat is met name de taak van de ministers van BZK en OCW, die een sturende rol hebben.
Vervangt de Algemene informatiewet andere informatiewetten?
Nee, de wet gaat geen bestaande wetgeving, zoals de Wet open overheid of de Archiefwet, samenvoegen of vervangen. De Algemene informatiewet is bedoeld om meer samenhang te brengen in bestaande wet- en regelgeving op het gebied van informatiehuishouding en om te kunnen sturen op verbeteringen daarin.
Hoe verhoudt de Algemene informatiewet zich tot de Wet digitale overheid (Wdo)?
De Wet digitale overheid regelt vooral voorzieningen voor digitale diensten aan burgers en bedrijven. Bekende voorzieningen zijn DigiD en MijnOverheid. Je zou kunnen zeggen dat de Wdo de ‘voorkant’ van de digitale overheid regelt.
De Algemene informatiewet gaat over de informatie (in welke vorm dan ook) die nodig is om die diensten aan de voorkant ook echt goed te kunnen verlenen en mensen goed te kunnen helpen. Het gaat dus om wat ‘onder de motorkap’ zit. De beide wetten realiseren dus een deel van de generieke digitale infrastructuur die voor een goed werkende digitale overheid nodig is.
Wat is de huidige stand van zaken van de Algemene informatiewet?
In de afgelopen maanden zijn veel verkennende gesprekken gevoerd met mensen uit overheid, wetenschap en maatschappelijke organisaties over de uitwerking van een Algemene informatiewet. Ook is een pilot uitgevoerd met toepassing van het recente geïntroduceerde Beleidskompas bij uitwerking van het idee voor de wet. Daarnaast heeft de regeringscommissaris Informatiehuishouding op 20 april 2023 een keukentafelsessie gewijd aan de ideeën over een Algemene informatiewet.
Op basis van al deze input wordt gewerkt aan conceptteksten. Het voornemen is om die de komende periode openbaar te maken op de website van de regeringscommissaris (www.rcihh.nl) zodat organisaties binnen en buiten de overheid hierover mee kunnen denken en praten. Daarna zullen de gebruikelijke stappen als een uitvoeringstoets, internetconsultatie en het traject naar de ministerraad worden voorbereid.
Hoe ziet de planning voor de Algemene informatiewet eruit?
We streven ernaar om de Algemene informatiewet eind 2023 in de voorportalen voor de ministerraad te hebben.
Hoe is het initiatief voor een Algemene informatiewet ontstaan?
Het initiatief voor de Algemene informatiewet is genomen door de regeringscommissaris Informatiehuishouding, Arre Zuurmond.
Wie is verantwoordelijk voor de Algemene informatiewet?
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de eerste ondertekenaar van de wet, vanwege diens verantwoordelijkheid voor de digitale overheid. Omdat de informatiehuishouding ook archiefwettelijke aspecten heeft, is beoogd dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap medeondertekenaar wordt.
Wie zijn betrokken bij de totstandkoming van de Algemene informatiewet?
Er wordt gestreefd naar een multidisciplinaire voorbereiding van het wetsvoorstel, onder meer door workshops te organiseren met bestuurders, architecten, informatieprofessionals en juristen. Aangesloten wordt bij de architectuurontwikkeling in het kader van het Generiek actieplan Open op Orde en van de Interbestuurlijke Datastrategie en bij de ontwikkeling van een houtskoolschets voor de werkplek van de toekomst. Daarmee wordt beoogd om de wetgeving en uitvoering al zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen.
Ook is het Beleidskompas ingezet bij de uitwerking van het idee voor de wet. Het Beleidskompas is het herziene Integraal Afwegingskader (IAK) voor beleid en regelgeving. Ook in de rest van het wetgevingsproces betrekken we zoveel mogelijk relevante stakeholders, vandaar dat het wetsvoorstel ook wordt gedeeld via de site van de regeringscommissaris Informatiehuishouding www.rcihh.nl.
Kan ik meedenken met de Algemene Informatiewet?
We willen zoveel mogelijk mensen betrekken bij de uitwerking van de wet. Daarom delen we de concepten van de wettekst en toelichting. Wilt u reageren op de conceptteksten, of heeft u een voorstel of een vraag? Dan kunt u gebruikmaken van het reactieformulier op deze website.
Waar kan ik terecht voor meer informatie?
Bij vragen kunt u contact opnemen via het contactformulier op deze website.
Antwoorden op binnengekomen vragen
Vragen die wij ontvangen via het contactformulier, worden aan de vragensteller beantwoord. Indien de vragensteller ermee akkoord gaat, publiceren wij - geanonimiseerd - de gestelde vraag met het door ons gegeven antwoord hieronder. Op deze manier willen wij zo transparant mogelijk communiceren.
Reactie van Guido Bayens m.b.t. architectuur (digitale) overheid, oktober 2023
Guido Bayens is onafhankelijk voorzitter van de Architectuurraad Digitale Overheid. Op verzoek van de regeringscommissaris Informatiehuishouding reageert de heer Bayens (op persoonlijke titel) op het concept van de Algemene informatiewet (versie 25 mei 2023). De vragen en antwoorden worden hieronder als dialoog weergegeven.
Bayens: De informatiehuishouding maakt deel uit van de informatievoorziening van de overheid en deze maakt weer deel uit van de bedrijfsarchitectuur van de overheid. Geen adequate informatiehuishouding, zonder een goede informatievoorziening, die goed is ingebed in het geheel van de dienstverlening, beleidsontwikkeling, processen, systemen, etc. Kortom: Zonder een helder gearticuleerde bedrijfs- en informatie-architectuur en daarbij behorende standaarden, komt een samenhangende informatiehuishouding binnen de overheid niet tot stand. Daarom is het aan te raden een relatie te leggen met de architectuur van de overheid, zoals die ingekaderd is/wordt door NORA, Architectuur Digitale Overheid, Architectuurraad Digitale Overheid, Forum Standaardisatie, etc.
Die relatie is gelegd, namelijk doordat de minister van BZK de bevoegdheid krijgt om (bindende) kaders vast te stellen voor inrichting van de informatiehuishouding. Die kaders zijn architecturen, baselines, e.d. Dat kunnen bestaande zijn, maar ook specifiek op de informatiehuishouding toegesneden kaders. |
Reactie van Guido Bayens m.b.t. formuleringen, oktober 2023
Guido Bayens is onafhankelijk voorzitter van de Architectuurraad Digitale Overheid. Op verzoek van de regeringscommissaris Informatiehuishouding reageert de heer Bayens (op persoonlijke titel) op het concept van de Algemene informatiewet (versie 25 mei 2023). De vragen en antwoorden worden hieronder als dialoog weergegeven.
Bayens: Woorden als 'zo goed mogelijk', 'zo klein mogelijk' en 'passend' zullen leiden tot interpretatieverschillen van de wettelijke bepaling tot en met nodeloze en eindeloze (juridische) procedures.
Soms zijn ze ook nodig om juridische procedures te voorkomen. Het is wel van belang dat ruimte in de wetgeving goed wordt ingevuld in beleidsregels, of bijvoorbeeld in architecturen, baselines en zo die aangeven hoe je met zo'n open norm in de concrete situatie omgaat. |
Vraag ontvangen op 27 juli 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
De VNG heeft het eindrapport Analyse samenhang Europese digitale wetgeving fase 1, uitgebracht (maart 2023). Wederom staat op pag 59, dat de Open datarichtlijn niet in de Woo (Wet open overheid) wordt opgenomen maar in de Who (Wet hergebruik van overheidsinformatie). Vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid heeft de VNG er bij de minister van BZK meermaals op aangedrongen dat de Woo het gezamenlijke kader voor openbaarheid en hergebruik van overheidsinformatie biedt. De Woo die niet zonder de informatiehuishouding op orde kan en de brede document definitie hanteert. Met de Algemene Informatiewet in gedachte is het van belang ook hier iets aan te doen. Een doorlooptijd kan geen argument zijn om onnodige complexiteit uit te strooien, kijk naar alle 13 wetten die er binnenkort aankomen. Hou het simpel in de wetgeving dan kan het in de processen heel veel makkelijker worden gerealiseerd bij 1000 bestuursorganen. Dat maakt tijdige en betaalbare realisatie wel mogelijk. Wat doet u hier aan of wat kan hier nu nog aan worden gedaan?
Het is begrijpelijk dat de VNG pleit voor één wettelijk kader voor openbaarheid en hergebruik van overheidsinformatie. Eerder waren de regels over hergebruik ook in de voorganger van de Woo, de Wob, opgenomen, maar toen de herziene EU-richtlijn hergebruik in 2013 geïmplementeerd moest worden, is er (mede op advies van de Raad van State) juist voor gekozen om dat in een aparte wet te doen, gelet op de verschillende achtergronden van de regels voor openbaarheid en hergebruik. Bij de Woo gaat het om het democratisch proces en de controle op de legitimiteit van overheidshandelen, bij de Wet hergebruik om economische en mededingingsrechtelijke motieven. Je kunt hierover meer informatie terugvinden in de memorie van toelichting bij de Wet hergebruik van overheidsinformatie. Juist vanwege de heel verschillende achtergronden van de regels is het de vraag of het opnemen in één wet heel veel meerwaarde heeft. Bij implementatie zullen toch verschillende afwegingen moeten worden gemaakt, en voor uitvoering zijn verschillende processen en voorzieningen nodig. Het is natuurlijk wel van belang dat de onderliggende informatiehuishouding op orde is, zodat aan deze wetten goed uitvoering kan worden gegeven. Om daarin verbetering te brengen is een doel van de Algemene informatiewet; deze probeert zo de uitvoering van alle meer specifieke informatiewetten te ondersteunen. |
Vraag ontvangen op 19 juni 2023 (1)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Hoe wordt de uitvoering met deze overkoepelende en samenbrengende wet geholpen? De uitvoering is vooral gebaat bij duidelijkheid en het concreet beleggen van taken. Rollen en verantwoordelijkheden dragen hier direct aan bij. De vrijblijvendheid en ruimte voor (persoonlijke) interpretatie zou tot het minimum beperkt moeten worden.
Duidelijkheid in taken, rollen en verantwoordelijkheden is inderdaad heel belangrijk, ook om discrepantie tussen wetgeving en de uitvoering te voorkomen. De centrale sturing die het wetsvoorstel beoogt, zou hier juist een antwoord op moeten vormen. |
Vraag ontvangen op 19 juni 2023 (2)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Het brede gebrek aan bewustzijn en professionaliteit ten aanzien van (digitale) informatievoorziening/ informatiehuishouding is volgens mij niet te ondervangen met deze wet. Maar is wel een significant onderdeel van een eventueel succes van deze wet. Het brede gebrek aan adequate kennis en competenties zorgt er mogelijk voor dat het probleem niet wordt opgelost en dat er juist wellicht complexiteit wordt toegevoegd?
Dit past inderdaad niet direct in de informatiewet. In het Generiek Actieplan Open op Orde zijn echter wel maatregelen opgenomen voor versterking van de professionaliteit van i-medewerkers. De Regeringscommissaris wil hieraan ook nog een impuls geven, o.a. met oprichting van een Informatie Academie. We gaan daar in de memorie van toelichting nog uitgebreider aandacht aan besteden. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Voor mij als IV professional met observaties en onderzoeksinzichten vanuit verschillende taakorganisaties is het onvoldoende duidelijk welk probleem deze wet beoogd op te lossen. De afgegeven toelichting motiveert de keuze voor de overkoepelende wet. Op deze wijze wordt er gekozen voor een top-down aanpak. Zouden de gewenste resultaten niet sneller bereikt worden wanneer de wetgeving steeds vanuit een informatiegrondslag gevoed worden (bottum-up)?
Het probleem dat we willen oplossen met deze wet is het feit dat de informatiehuishouding van de overheid, ondanks de bestaande wet- en regelgeving, al decennia niet op orde is en komt. De overheid doet enorm haar best, maar desondanks zetten we steeds maar kleine stapjes voorwaarts. En daarnaast merken we in de uitvoeringsorganisaties dat de huidige informatiewetten, zoals de Wet open overheid, de Archiefwet en de AVG, voor problemen in de uitvoering zorgen. Ze lijken elkaar tegen te spreken in bepaalde casussen en dat zorgt ervoor dat er handelingsverlegenheid optreedt bij de overheid. Nu is het credo vaak “we weten niet zeker of het mag, dus doen we het maar niet”. Ook de Vereniging voor Nederlandse gemeenten (VNG) heeft hier een rapport over opgesteld. Verder vraagt u zich af of een ‘bottom-up’-benadering niet beter zou zijn dan ‘top down’. O.i. zouden beide moeten en dat proberen we ook in deze Algemene informatiewet. We willen de ‘top down’-sturing steviger maken. Dat is o.i. nodig om de informatiehuishouding op orde te krijgen en te houden. Juist door een meer centrale aansturing verwachten we dat het eenvoudiger wordt om overheidsbreed concrete stappen te zetten om de informatiehuishouding te verbeteren en de interoperabiliteit te vergroten. Daarnaast willen we ook dat er meer ingezet wordt op generieke producten en standaarden. En dat is juist vanuit de informatiegrondslag, dus ‘bottom-up’. |
Vraag ontvangen op 13 juni 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
We zijn benieuwd wat de praktische implicaties van de wet zouden zijn voor onze organisatie/de implementatie van de WOO. Heb ik het goed als ik denk dat alle wettelijke plichten rond dataverzameling, datageneratie, databeheer en datapublicatie (inclusief privacyaspecten) onder een wet georganiseerd/gestructureerd worden aan de hand van voorgestelde werkprocessen voor kerntaken van overheidsinstellingen? Dit is wat ik opmaak uit de site.
En klopt het dat de wet (idealiter) via de ministerraad naar de Kamer gaat ergens begin volgend jaar?
De Algemene informatiewet heeft niet tot doel bestaande informatiewetten, zoals de Woo te vervangen. Wel grijpen we terug op een aantal fundamentele beginselen die in andere informatiewetten benoemd worden. Deze beginselen zijn terug te vinden in artikel 3. We gebruiken dit als basis om de verplichtingen van overheidsorganen verder aan te scherpen en explicieter te maken. Dit vind je terug in artikel 4. En om te zorgen dat overheden hun informatiehuishouding ook conform die verplichtingen inrichten en ze daarbij te helpen, denken wij dat er iets moet veranderen in de bevoegdheden en taken t.a.v. het op orde brengen en houden van de informatiehuishouding van de overheid, hoofdstukken 4 en 5. Daar hoort dus ook het data-aspect bij. Het idee is om in een volgende versie van de concept-wet onderscheid te maken naar de verschillende werkprocessen (beleid, uitvoering, toezicht, kennisinstellingen, bedrijfsvoering, basisregistraties). Tot slot willen we ook een ‘instantie’ in het leven roepen die bij dilemma’s of discussies op het gebied van gegevensdeling een bindende uitspraak kan doen. Dit om handelingsverlegenheid bij de overheid tegen te gaan. Nu is het credo vaak “we weten niet zeker of het mag van de privacy, dus doen we het maar niet”. Dit wordt beschreven in hoofdstuk 6. De nu beoogde planning is inderdaad dat het wetsvoorstel eind dit jaar in de voorportalen van de ministerraad ligt. Wanneer het wordt ingediend bij de Tweede Kamer is nog niet te zeggen, dat hangt ook af van de tijd die de Raad van State neemt voor zijn advies. |
Vraag ontvangen op 9 juni 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Toen ik de omschrijving van de wet las was ik erg enthousiast, toen ik de concept tekst las minder. Het voelt voor mij als een samenvatting van wat in allerlei andere wetten staat. Daarmee voelt het als een bureaucratisch proces wat niet veel gaat helpen. Overheidsorganisaties hebben nu al niet hun informatiehuishouding op orde, ondanks dat veel wetten dit verplicht stellen. Overheidsorganisaties weten echt wel wat allemaal moet, maar het is lastig (en kost tijd) om zaken te veranderen.
De tekst is ook niet gemakkelijk te lezen voor burgers vanwege de moeilijke taal die gebruikt wordt, dus ik zie ook niet de voordelen dat dit dan voor burgers gemakkelijker zou zijn.
Wat fijn dat u in ieder geval van de omschrijving enthousiast werd. En als de indruk gewekt wordt dat het slechts een samenvatting is van allerlei andere wetten; dat is zeker niet de bedoeling. Wel grijpen we terug op een aantal fundamentele beginselen die in andere informatiewetten, zoals de Wet open overheid, de Archiefwet en de AVG, benoemd worden. Deze beginselen zijn terug te vinden in artikel 3. We gebruiken dit als basis om de verplichtingen van overheidsorganen verder aan te scherpen en explicieter te maken. Dit vindt u terug in artikel 4. En om te zorgen dat overheden hun informatiehuishouding ook conform die verplichtingen inrichten en ze daarbij te helpen, denken wij dat er iets moet veranderen in de bevoegdheden en taken t.a.v. het op orde brengen en houden van de informatiehuishouding van de overheid, hoofdstukken 4 en 5. Juist door een meer centrale aansturing verwachten we dat het eenvoudiger wordt om overheidsbreed concrete te stappen te zetten om de informatiehuishouding te verbeteren en de samenwerking tussen overheidsorganisaties gemakkelijker te maken. U geeft ook aan dat de tekst niet gemakkelijk te lezen is. Wetteksten zijn voor niet-juristen inderdaad vaak moeilijk te doorgronden. De reden hiervan is dat ze heel generiek en tegelijk heel genuanceerd geschreven moeten worden. In de bijbehorende memorie van toelichting maken we het begrijpelijker en leesbaarder. De uitwerking van de Algemene informatiewet op burgers is veelal indirect. Met deze wet zorgen we er met name voor dat de informatiehuishouding van de overheid op orde komt en blijft. Dus werk ‘onder de motorkap van de overheid’, zodat burgers en bedrijven beter geholpen kunnen worden door de overheid, en minder vaak lastiggevallen worden met het geven van informatie die ze al eerder verstrekt hebben. We noemen dat een responsieve overheid. Een overheid die pro-actief werkt in plaats van reactief, vanuit vertrouwen in plaats vanuit wantrouwen, die in een steeds sneller veranderende samenleving accuraat kan inspelen op de behoeftes uit de maatschappij. |
Vraag ontvangen op 31 mei 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Leuk zo'n nieuwe wet met diverse voorschriften. Ik mis heel erg hoe de financiering van alle voor deze wet benodigde werkzaamheden wordt verzorgd. Kortom ontvangen de decentrale overheden extra middelen om aan de informatiewet te kunnen voldoen?
De wet is op dit moment nog in een concept-stadium. Het financiële plaatje is nog niet ingevuld. Er volgt ook nog een uitvoeringstoets die nog meer gedetailleerd inzicht zal geven in de financiële impact van de invoering van de Algemene informatiewet. Mede op basis van de uitkomsten van de uitvoeringstoets zal een politieke keuze gemaakt worden t.a.v. de financiën. |
Reactie van Guido Bayens m.b.t. aansluiten op EU, oktober 2023
Guido Bayens is onafhankelijk voorzitter van de Architectuurraad Digitale Overheid. Op verzoek van de regeringscommissaris Informatiehuishouding reageert de heer Bayens (op persoonlijke titel) op het concept van de Algemene informatiewet (versie 25 mei 2023). De vragen en antwoorden worden hieronder als dialoog weergegeven.
Bayens: De vraag moet gesteld worden in hoeverre ontwikkelingen op EU-niveau ook leiden tot een nadere duiding van de (inrichting van) de informatiehuishouding van de overheid. Misschien is het goed om voor te sorteren op aankomende regelgeving vanuit de EU.
De relatie met het hele EU-pakket is nog niet uitgewerkt, dat is inderdaad nog een kluif, die echter meest in de MvT beschreven zal worden. De EU stelt steeds meer verordeningen vast, die direct werken. We zullen daar dus aan moeten voldoen. Als dat aanpassingen in de informatiehuishouding vergt, kan daar weer via de informatiewet op gestuurd worden. De wet gaat op dit punt zelf geen normen stellen. |
Reactie van Guido Bayens m.b.t. 'overlap', oktober 2023
Guido Bayens is onafhankelijk voorzitter van de Architectuurraad Digitale Overheid. Op verzoek van de regeringscommissaris Informatiehuishouding reageert de heer Bayens (op persoonlijke titel) op het concept van de Algemene informatiewet (versie 25 mei 2023). De vragen en antwoorden worden hieronder als dialoog weergegeven.
Bayens: Artikel 5, lid 4 verwijst naar zaken waarvoor al veel wettelijke regelingen bestaan. Is de overlap tussen deze nieuwe wet en de bestaande weten afdoende geanalyseerd? Het valt te verwachten dat er veel discussies met wetgevingsjuristen zullen ontstaan, wanneer de eventuele overlap met bestaande wetten niet helder is en afgebakend kan worden.
Artikel 5, vierde lid, staat er niet meer in deze vorm in. Wel wordt in de wet nog verwezen naar de zes archetypen in relatie tot architectuur. Dat is zeker niet om over te doen wat in andere wetten (zowel domeinspecifiek als meer generiek) al geregeld is over informatie, maar wel om voor in generieke informatiewetten zoals Archiefwet, Woo etc. opgenomen open normen meer invulling te kunnen geven voor het desbetreffende archetype. Dus om overheidsorganen beter te ondersteunen bij het goed implementeren van die normen. |
Dupliek Bayens: In je antwoord wordt een voor mij lastig te volgen overgang gemaakt van mogelijk overlappende wetgeving, naar het idee van archetypen en architectuur. De architectuur van archetypen zijn nog nergens beschreven. We kennen wel architectuurbeschrijvingen van ‘de digitale overheid’ (lees: NORA en Architectuur Digitale Overheid), het Rijk (EAR, straks RORA), provincies, gemeenten, waterschappen, sectoren (bijv. Werk & Inkomen, Onderwijs). Grote uitvoeringsorganisaties hebben hun eigen Bedrijfsarchitecturen, etc. etc. Het opnemen van een verwijzing naar niet-bestaande architecturen van archetypen is sterk af te raden.
Naar mijn idee zijn de eerste stappen op weg naar architecturen per archetype al gezet, nl. voor het archetype beleid en wetgeving, als basis voor ontwikkeling van de werkomgeving van de toekomst. Ook voor de andere archetypen kunnen en moeten we de nu bestaande zeer brede en op organisatievormen/lagen gerichte architecturen zo gaan concretiseren. |
Reactie van Guido Bayens m.b.t. de Wet Digitale Overheid, oktober 2023
Guido Bayens is onafhankelijk voorzitter van de Architectuurraad Digitale Overheid. Op verzoek van de regeringscommissaris Informatiehuishouding reageert de heer Bayens (op persoonlijke titel) op het concept van de Algemene informatiewet (versie 25 mei 2023). De vragen en antwoorden worden hieronder als dialoog weergegeven.
Bayens: De huidige versie van de Wet Digitale Overheid is vooral gericht op toegang tot overheidsinformatie. De gedachte achter de Informatiewet zou een welkome aanvulling zijn op de huidige versie van de WDO. Het lijkt me de moeite waard om na te gaan of een "WDO2.0" zou kunnen leiden tot een meer geïntegreerde blik op de informatiehuishouding van de overheid en op een snellere bestuurlijke en parlementaire behandeling. Less is more. Er wordt meer samenhang aangebracht in deze in hoge mate verwante zaken. Eenduidigheid in definities, governance, etc.
Het doel van de Algemene informatiewet is inderdaad om de informatie die in feite de 'brandstof' van de (digitale) overheid vormt, beter te creëren, distribueren en beheren (en alles wat je er verder ook maar mee kan, wil, mag of moet doen). De hoop is inderdaad dat de behandeling niet zo lang duurt als bij de Wdo, want dan kan de wet een nuttiger rol spelen in de vernieuwing/verbetering van de IHH die nodig is om de (digitale) overheid beter te laten functioneren. |
Dupliek Bayens: Je reactie gaat voorbij aan mijn kernpunt: Simpel gezegd: Voeg de Wet Digitale Overheid en de intenties van de Algemene Informatiewet samen, door te spreken over een vernieuwde versie van de WDO.
En mijn kernpunt is dat het goed is om de regulering van ‘voorkant’ van de digitale overheid (Wdo) en de ‘achterkant’ (Algemene informatiewet) in procesmatige zin te onderscheiden, juist om voortvarendheid te creëren of behouden. Inhoudelijke afstemming is uiteraard belangrijk, maar ik smeed het ijzer wat betreft verbetering van de informatiehuishouding graag nu het vuur heet is. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (1)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Hoe voorkomt de opsteller van deze wet, dat ze beïnvloed wordt door wijzigingen in de wetten welke zij wil overkoepelen en dat het daarmee tijdloos toepasbaar blijft, zolang relevant?
U vraagt ook hoe we ervoor zorgen dat de wet niet steeds aangepast hoeft te worden als andere informatiewetten wijzigen. Dat is de reden dat we slechts verwijzen naar doelen/waarden uit deze wetten in artikel 2, in de vorm van beginselen. De onderliggende informatiewetten kunnen dan wel veranderen, maar de beginselen blijven bestaan. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (2)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Er worden verschillende connecties gemaakt met verschillende landelijke wetten, maar ik mis verwijzingen naar Europese wetgeving etc.
De relatie met Europese wetgeving (het pakket voor de ‘digital decade’) is nog niet uitgewerkt in deze versie, behalve voor zover het de AVG betreft. Ook in de memorie van toelichting is hiervoor nog een PM opgenomen. Dit komt in een volgende versie. |
Vraag ontvangen op 20 juli 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Het begrip algemene informatiewet is veel te breed en omvat dus alles. Als ik de tekst van de memorie van toelichting goed lees dan is dit concept vooral gericht op overheidsinformatie. Dit geldt ook voor het begrip informatiehuishouding en informatieobject.
De focus van de wet is inderdaad gericht op overheidsinformatie. In de citeertitel hebben we dat ook wel tot uitdrukking gebracht (Algemene informatiewet overheid), maar goed om te kijken of dat duidelijk genoeg is. Als die scope scherp is afgebakend, hoeft de term ‘overheid’ niet meer in elk begrip terug te komen; deze zijn immers binnen de context van deze wet gedefinieerd. |
Vraag ontvangen op 30 juni 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Wordt de nieuwe Archiefwet ook aangepast zodat er gesproken wordt over Informatieobject (ipv Document), gelijk aan de Woo-aanpassing?
Als er inderdaad voor gekozen wordt om ‘Informatieobject’ als begrip te hanteren, dan zullen ook Archiefwet en Woo daarop aangepast moeten worden. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (1)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Definitie 'informatieobject' (pag 1), een algoritme is niets meer dan een recept, stappen die je zet om een bepaald doel te bereiken (een gerecht bereiden). Ik zou dit hier niet op deze manier verbinden aan de definitie.
De vraag of een algoritme een (deel van een) informatieobject is, is nog niet definitief beantwoord. Uw reactie is hiervoor zeker nuttig. De huidige bepaling die een algoritme onder de omschrijving van informatieobject brengt, is juist ingegeven door wat u opmerkt, namelijk dat het alleen het ‘recept’ is. Maar het is wel essentieel dat die recepten goed gedocumenteerd en bewaard worden, om met name geautomatiseerde besluitvorming blijvend te kunnen onderbouwen. Of het een aparte bepaling moet worden is nog de vraag, in elk geval zal er in de toelichting aandacht aan worden besteed. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (2)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Bij de definitie van ‘afnemer’ wordt expliciet informatieobjecten uit een basisregistratie benoemd. Mijn vraag is waarom wordt beperkt tot basisregistraties. Er zijn namelijk ook registraties die een gelijksoortige functie hebben (‘kernregisters’). Als ‘basisregistraties’ wordt bedoeld dan heb je het (volgens mij) alleen over de 10 basisregistraties en dan beperk je de informatiewet allicht.
Die definities zijn nu opgenomen omdat ze inderdaad een relatie hebben met de begrippen in de basisregistraties. We realiseren ons dat er ook andere registraties zijn waarvoor we breder hergebruik willen gaan organiseren/regelen, in het kader van de Interbestuurlijke datastrategie (IBDS) en het Federatief datastelsel. Voor de zaken die daarvoor geregeld moeten gaan worden is nu nog een placeholder opgenomen in de wettekst, het is ook nog onderwerp van gesprek of dat dan hier of in de Wet digitale overheid (Wdo) zou moeten. Kortom, deze begrippen zijn nog ‘under construction’. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (3)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
‘Informatiehuishouding’ blijf ik een lastige definitie vinden. Wellicht deels op te lossen door aanpassing van de definitie in ‘informatieobject’. Informatieobject: In de definities mis ik de term ‘context’ die volgens mij essentieel is. De definitie zou dan worden: een door een overheidsorgaan in gestructureerde of ongestructureerde vorm ontvangen, opgemaakt of anderszins vastgelegd gegeven of geheel van gegevens binnen een bepaalde context dat naar zijn aard […]
De context bepaalt namelijk de werkelijke ‘informatiewaarde’ van deze gegeven(s). Bij documenten is die context vaak afleidbaar op basis van de vorm van het formulier, de gebruikte template, de beschrijving van de gebruikte gegevens enz. Bij ‘gestructureerde’ gegevens zijn ze hooguit impliciet zichtbaar ten tijde van de overdracht, maar daarna niet meer. Risico is dan ook dat ze in meerdere contexten worden gebruikt zonder dat duidelijk is of dat terecht is.
Eens dat de context van belang is, maar die zit al in de zinsnede “… dat naar zijn aard verband houdt met de uitvoering van de publieke taak van dat overheidsorgaan”. Misschien is dat nog op een te hoog niveau als binnen de publieke taak zijn meer contexten te aanwezig zijn, bijvoorbeeld omdat die uitvoering van meer wetten omvat. Dan zouden we ‘publieke taak’ kunnen aanscherpen tot ‘wettelijke taak’. Het kan zo zijn dat de context afleidbaar is uit een formulier of template, maar dat is nog niet strikt genoeg. Die context moet altijd terug te brengen zijn tot wet- en regelgeving (en eventueel beleidsregels die daaraan invulling geven). |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (4)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Je benoemt een algoritme ook als ‘informatieobject’. Dat lijkt mij onterecht. Een algoritme is namelijk een verwerking op (1 of meer) ‘informatieobjecten’, net als een handmatig proces of een systeem die dit doet met bedrijfsregels. Ik zou hier dus liever een andere term voor willen gebruiken en een aparte status geven gezien de impact die het heeft. Je kan die dan ook beschouwen met andere (toekomstige) verwerkingen zoals AI en machine learning. Ze hebben met elkaar gemeen dat je bijzonder goed moet weten HOE deze werken om te kunnen bepalen of ze op basis van juiste context werken en traceerbaar zijn in hun uitwerking. Waar dat in een huidig computer programma nog te zien is aan de geprogrammeerde (leesbare) code, wordt dit bij AI en machine learning steeds onduidelijker.
Hierover zijn de meningen inderdaad nog verdeeld. We praten hier binnenkort met een aantal specialisten over verder. Wil je daaraan deelnemen? |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (5)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
In de definitie van ‘Overheidsorgaan’ wordt ook samenwerkingsverbanden benoemd, maar die kunnen toch ook bestaan uit niet-overheidsorganen?
Dat zou kunnen, maar dan vallen ze voor zover het om de ‘overheidsleden’ gaat onder deze wet. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (1)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Pagina 2, artikel 3 en 4 hier mis ik gevoelsmatig een verbinding met eigenaarschap van de gegevens, wie is de eigenaar van de gegevens en welke rechten en plichten brengt dit met zich mee voor overheidsorganen?
Met deze wet beogen we geen regels over eigenaarschap van informatie of gegevens te geven. Dit nog los van het feit dat eigenaarschap een moeilijk concept is als het om gegevens/informatie gaat. Wel worden regels gesteld om te zorgen dat, als de overheid verantwoordelijk is voor het beheer en gebruik van de gegevens, dit zodanig gebeurt dat de eerder beschreven rechten verzekerd worden (artikel 3). |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (2)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
De laatste regel op pagina 2 eindigt met ‘[…] integraal beeld kunnen hebben van hun informatiepositie bij de Overheid.’ Graag uitleggen wat met ‘informatiepositie’ wordt bedoeld. Ik zou zeggen: inzicht in de aanwezige informatieobjecten van de desbetreffende persoon behorend bij een gedefinieerde context waarin ze worden gebruikt.
Dat is inderdaad een begrip dat we zouden moeten definiëren als we het zo laten staan. De gegeven omschrijving zou ook in het artikel opgenomen kunnen worden. |
Reactie van Guido Bayens m.b.t. positie ministerie OCW, oktober 2023
Guido Bayens is onafhankelijk voorzitter van de Architectuurraad Digitale Overheid. Op verzoek van de regeringscommissaris Informatiehuishouding reageert de heer Bayens (op persoonlijke titel) op het concept van de Algemene informatiewet (versie 25 mei 2023). De vragen en antwoorden worden hieronder als dialoog weergegeven.
Bayens: Wat opvalt is de bijzondere positie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Waarom is dit ministerie belangrijker dan de andere? Elk ministerie heeft immers speciale verantwoordelijkheden en bevoegdheden m.b.t. de informatiehuishouding. Eén ministerie in een uitzonderingspositie plaatsen, kan leiden tot reacties vanuit andere ministeries, die vaak ook wettelijke bepaalde bijzondere bevoegdheden kennen m.bv.t. de informatiehuishouding. De geprivilegieerde positie voor OCW kan daarmee tot verzet leiden tegen dit onderdeel van de Informatiewet.
De minister van OCW is eerstverantwoordelijk voor de Archiefwet. Dat is een nogal bepalende wet voor de informatiehuishouding, vandaar ook de bijzondere positie. De minister van BZK kan nooit alleen sturen op de IHH, daar heeft OCW een specifieke rol. |
Dupliek Bayens: Het lijkt mij verstandig na te gaan welke andere ministeries eveneens speciale bevoegdheden hebben en dan deze bepaling tot een meer algemene te maken. Dit hangt ook samen met het punt over de te analyseren mogelijke overlap tussen uiteenlopende wetten.
Vraag ontvangen op 30 juni 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Wordt er, bezien de nieuwe standaardiseringsrol die de minister van BZK toebedeeld krijgt, in de wet en/of MvT toelichting gegeven over de verhouding tussen de Minister en de bestaande standaardiseringsgremia van het Nationaal Archief en de VNG?
Jouw vraag gaat over de governance van standaarden en generieke voorzieningen. Die governance moet nog verder worden uitgewerkt; daarbij is niet alleen de verhouding tot de gremia die je noemt, maar ook tot het Forum Standaardisatie relevant. Als over de governance meer duidelijk is, zullen we dat in de MvT nog verder toelichten. |
Vraag ontvangen op 2 juni 2023
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Is het niet mogelijk dat, als een overheidsorganisatie een projectplan heeft opgesteld en er na diverse controles blijkt dat er geen verbeteringen zijn, er ingegrepen gaat worden. Dat een overheidsorgaan zijn controle kwijt raakt en er landelijk een team naar binnen komt om echt de boel wakker te schudden. Ik zie al heel lang dat er wetgeving is die overheidsorganisatie in beweging zou moeten zetten. Wat gaat deze nieuwe wetgeving (bovenop al die andere nu al andere wetgevingen) nu dan echt anders worden? Zit het niet voor een groot gedeelte in het bewustwordingsproces. Maar daarnaast hebben de overheidsorganisaties (vooral gemeente en Waterschappen) hun kijk niet teveel naar buiten (de taken die daar gedaan moeten worden), in plaats van dat je naar binnen kijkt.
Er bestaat inderdaad al allerhande wet- en regelgeving op dit gebied, maar heel gerichte sturing op een samenhangende en interoperabele inrichting van de informatiehuishouding ontbreekt. Daar voorziet deze wet in. Hoe kunnen we het ‘onder de motorkap van de overheid’ beter op orde krijgen, om de dienstverlening aan de voorkant te verbeteren. Inderdaad zijn er vaak andere prioriteiten binnen organisaties, en delft de informatiehuishouding het onderspit. Daarom willen we de minister van BZK meer doorzettingsmacht geven door directer te kunnen sturen op architectuur, standaarden en generieke voorzieningen. We nemen jouw opmerking over sanctiemogelijkheden mee in onze overwegingen. |
Reactie van Guido Bayens m.b.t. het informatieplan, oktober 2023
Guido Bayens is onafhankelijk voorzitter van de Architectuurraad Digitale Overheid. Op verzoek van de regeringscommissaris Informatiehuishouding reageert de heer Bayens (op persoonlijke titel) op het concept van de Algemene informatiewet (versie 25 mei 2023). De vragen en antwoorden worden hieronder als dialoog weergegeven.
Bayens: Het idee van het Informatieplan is passend binnen de besturing van de inrichting van de digitale overheid. De uitwerking ervan kan beter. Zo dient een informatieplan ten minste een periode van drie jaren te omvatten, met een accent op het eerstvolgende jaar en jaarlijks te worden geactualiseerd (idee van 'rolling document'). Informatieplannen dienen gekoppeld te worden aan meerjarenplannen en jaarplannen van organisaties (incl. de toelichting op de Miljoenennota). Het idee om alle informatieplannen op te laten sturen naar BZK klinkt wat naïef: Wat gaat BZK ieder jaar doen met 1600 informatieplannen? Het lijkt me ruim voldoende wanneer alleen de 12 beleidsdepartementen hun plannen naar BZK sturen en dat BZK er dan door consolidatie een Rijksinformatieplan van maakt, dat een rol speelt naast of in het verlengde van de Miljoenennota. Het geven van aanwijzingen voor het opstellen van informatieplannen en de structuur ervan, is belangrijk om plannen onderling te kunnen vergelijken. Er zijn hiervoor al bewezen 'best practices' beschikbaar.
De plancyclus moet inderdaad nog worden bezien en aangepast, opmerkingen in de trant van de jouwe kregen we ook uit andere hoeken (en terecht). We hebben er al wat aan gesleuteld, en we zijn ook met verschillende betrokkenen (ook uit VNG, IPO, Unie) in gesprek om het planning/verantwoordingsverhaal (dat ook toezichtsaspecten kent) verder uit te werken zodat het een werkbaar en effectief stelsel wordt. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (1)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Artikel 9 en 10, deze zou ik omdraaien zodat er een top-down perspectief ontstaat. Hiermee wordt een jaarplan van een overheidsorgaan een logische afgeleide van het meerjarenplan. Op deze wijze zit er nog geen verbinding met de organisatie brede doelstellingen van elk overheidsorgaan (voor mij is dit een manco). Waarom zit überhaupt een de borging van een professionele werkwijze in deze wettekst?
Dank u voor deze suggestie. We nemen het mee. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (2)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Art. 11 Wat is het doel/waarde van de rapportages? (nu is het onvoldoende duidelijk waar de verantwoording tot moet leiden).
Deze rapportages moeten een planning- en controlcyclus vormen waardoor de overheid beter kan (bij)sturen op het op orde krijgen en houden van de informatiehuishouding. |
Reactie van Guido Bayens m.b.t. 'legitimatie gegevensdeling', oktober 2023
Guido Bayens is onafhankelijk voorzitter van de Architectuurraad Digitale Overheid. Op verzoek van de regeringscommissaris Informatiehuishouding reageert de heer Bayens (op persoonlijke titel) op het concept van de Algemene informatiewet (versie 25 mei 2023). De vragen en antwoorden worden hieronder als dialoog weergegeven.
Bayens: Het voorgestelde Adviescollege gegevensdeling wijkt sterk af van het mooie Belgische voorbeeld, het Informatieveiligheidscomité (IVC). De bevoegdheden van het voorgestelde adviescollege zijn uiterst beperkt. De procedure eromheen zeer omslachtig. Laten we dichter tegen het Belgische voorbeeld aan gaan zitten, waardoor een meer praktische, flexibele en 'responsieve' rol van dit college mogelijk wordt. Het zou ook goed zijn om aan te geven dat er - zoals in België - steeds ook een stevige rol is toebedeeld aan vertegenwoordigers van belanghebbenden bij een bepaalde uitwisseling. Een mooi voorbeeld van de participatieve overheid, die bijdraagt aan het verwerven van draagvlak onder bepaalde uitwisselingen. Zie ook de recente oproep van de Nederlandse Patiëntenvereniging, die pleit voor een betere uitwisseling van medicatiegegevens; niet via een opt in, maar via een opt out.
Ook dit onderdeel is nog erg in beweging, ook in het licht van de Aanpak gegevensdeling van het Netwerk van publieke dienstverleners en het bewindsliedenoverleg dat daarover plaatsvond. Ook is er een link met de poortwachtersfunctie in het Federatief DataStelsel, ook met de architecten daarvan spreken we. Het is niet zomaar mogelijk om een opt out in te voeren voor persoonsgegevens, zeker niet voor medische (zelfs al wil de patiënt dat graag.). Ook is het niet zomaar mogelijk van de wet af te wijken om persoonsgegevens te kunnen uitwisselen. In België lijkt het heel simpel, maar op de achtergrond gelden dezelfde regels (AVG) als hier en hebben ze daar ook netjes invulling aan gegeven. We moeten kijken wat in de Nederlandse situatie de beste invulling is. |
Dupliek Bayens: Fijn dat dit nog nader wordt onderzocht. Ik stel voor dat we nog eens goed kijken hoe men in België “netjes invulling geven” aan de GDPR/AVG en het toch redelijk eenvoudig hebben gehouden.
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (1)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Art. 12/13 wat is het doel/nut en noodzaak van dit artikel? Hoe verhoudt deze groep zich tot de autoriteit persoonsgegevens en wellicht ook de ACM?
Het adviescollege is bedoeld voor het oplossen van knelpunten in gegevensdeling: wanneer een overheidsorgaan een knelpunt tegenkomt in wetgeving, kan dit worden voorgelegd aan een onafhankelijke instantie. De meerwaarde is dat in een vroeg stadium advies kan worden gegeven. Dit past minder bij de taak van de AP als toezichthouder. De ACM heeft een ander werkveld, namelijk consumentenbescherming. |
Vraag ontvangen op 12 juni 2023 (2)
Deze vraag heeft betrekking op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
Artikel 15: Ik zou een expliciet onderscheid maken in twee type fouten:
- Fout in de tijd (mutatie, de administratieve werkelijkheid loopt vrijwel altijd achter bij de ‘werkelijkheid’)
- Fout in registratie van een administratie die nooit in de werkelijkheid heeft plaatsgevonden (correctie noodzakelijk en eigenlijk zullen alle afnemers hun proces opnieuw moeten uitvoeren of resultaat verwijderen indien er gebruik is gemaakt van een nooit bestaande registratie).
Vrijwel alle voorbeelden van de Kafka-brigade hebben te maken met fouten van de tweede soort.
Goed punt. In elk geval iets voor de memorie van toelichting. |
Vraag ontvangen op 20 juli 2023 (1)
Deze vraag heeft betrekking op de memorie van toelichting Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
In de memorie van toelichting paragraaf 1.3 Historie digitalisering overheid en gevolgen voor de informatiehuishouding (pagina 3) adviseer ik uitdrukkelijk om een verwijzing op te nemen naar de beroemde nota Informatiehuishouding op Orde van voormalig minister Pechtold (BZK) en staatssecretaris Van der Laan (OCW). Deze beroemde nota is de basis geweest voor het digitaliseren van de overheidsarchieven, het wegwerken van archiefachterstanden, het instellen van een CIO-stelsel als bevoegd gezag en het maken van een start met een Algemene informatiewet. Deze verwijzing moet mijn inziens uitdrukkelijk worden opgenomen, om recht te doen aan al die collega's die daar destijds een forse strijd voor hebben gevoerd.
We nemen de suggestie zeker mee naar een volgende versie, het biedt mooie input voor de onderbouwing van het wetsvoorstel, en ook voor aanscherping op onderdelen. |
Vraag ontvangen op 20 juli 2023 (2)
Deze vraag heeft betrekking op de memorie van toelichting Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
In de memorie van toelichting paragraaf 2.2 Rechten voor burger en verplichtingen van de overheid (pagina 6) adviseer ik het wetschrijversteam de rechtsbeginselen uit te breiden en het rapport van professor Evert Stamhuis er nog eens op na te lezen. Dit rapport is destijds aangeboden door de minister van Justitie (Blok) aan de Tweede Kamer. Stamhuis noemt nog een aantal extra belangrijke beginselen voor de informatiehuishouding. Voor een goede informatievoorziening binnen de overheid is het ook nodig om nog eens goed te kijken naar de strafrechtspleging waarbij de overheidsinformatiehuishouding een belangrijke rol speelt bij de bewijsvoering. Het is dan van belang dat juist deze informatie op een behoorlijke wijze wordt gedigitaliseerd.
We nemen de suggestie zeker mee naar een volgende versie, het biedt mooie input voor de onderbouwing van het wetsvoorstel, en ook voor aanscherping op onderdelen. |
Vraag ontvangen op 20 juli 2023 (3)
Deze vraag heeft betrekking op de memorie van toelichting Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
In de memorie van toelichting paragraaf 2.2 Rechten voor burger en verplichtingen van de overheid, ad b. Transparantie en verantwoording (pagina 7) adviseer ik het wetschrijversteam om nog eens goed na te gaan of de passage over de AVG hier op zijn plaats is. Ik vind het ongelukkig gekozen en nogal negatief geformuleerd. Het is volgens mij negatief om te stellen dat het verwerken van persoonsgegevens een inbreuk zou zijn op privacy. Mijns inziens is het verwerken van persoonsgegevens eveneens van belang voor een goede taakuitvoering van de overheid, en daarmee dus in het belang van het algemeen belang. Het privacybelang is een deelbelang en hoort dan niet thuis in deze paragraaf. Het belang van privacy valt mijns inziens onder paragraaf c Integriteit en vertrouwelijkheid. Volgens mij gaat transparantie van informatie over transparantie van werkprocessen en dat het voor de burger duidelijk is, in welke gevallen er wel of geen informatie kan worden verstrekt.
Bescherming van persoonsgegevens wordt in het algemeen gezien als een onderdeel van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van mensen (zie ook artikel 10 Grondwet). In de AVG wordt aangegeven dat het niet om een absoluut recht gaat; het moet worden beschouwd in het licht van de functie ervan in de samenleving en worden afgewogen tegen andere grondrechten (overweging 4 van de AVG). De AVG stelt regels die rekening houden met die functie en afweging; daarom regelt het ook dat persoonsgegevens (onder meer) gebruikt mogen worden op grond van een (wettelijke) taak van algemeen belang of een wettelijke plicht. Transparantie is expliciet als beginsel voor de verwerking van persoonsgegevens opgenomen in de AVG (zie artikel 5, eerste lid, onderdeel a van de AVG). In dat licht is het ook hier genoemd als een van de beginselen van informatieverwerking. |
Vraag ontvangen op 20 juli 2023 (4)
Deze vraag heeft betrekking op de memorie van toelichting Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
In de memorie van toelichting op pagina 8 staat de relatie met de algemene beginselen van een behoorlijk bestuur. Ik adviseer het wetschrijversteam om eens te kijken naar het pleidooi van oud-hoofdinspecteur Rijksarchiefinspectie Rob Kramer om het beginsel van behoorlijk informatiegedrag uitdrukkelijk te benoemen. De algemene beginselen van een behoorlijk bestuur zijn bedoeld voor het gehele bestuursrecht, waarbij het beginsel van een evenredige belangenafweging door de Kinderopvangtoeslagaffaire een nieuwe betekenis heeft gekregen, en ook professor en oud-regeringscommissaris Scheltema ziet het evenredigheidsbeginsel als een basisbeginsel van de Awb. Maar de evenredigheid is niet altijd toepasselijk voor de overheidsinformatiehuishouding. Echter, het idee van Rob Kramer daarentegen is heel concreet en nuttig voor de naleving en handhaving van de overheidsinformatiehuishouding en zou idealiter opgenomen moeten worden in zo'n Algemene overheidsinformatiewet.
Met de in het wetsvoorstel opgenomen beginselen van informatieverwerking is juist beoogd om behoorlijke omgang met informatie te verzekeren, door deze te koppelen aan een plicht tot het zodanig inrichten van de informatiehuishouding dat die beginselen ook jegens burgers worden gerealiseerd. Het pleidooi in het document bevestigt het belang hiervan en vormt een mooie aanvulling op de memorie van toelichting; we zullen een verwijzing opnemen. |
Vraag ontvangen op 20 juli 2023 (5)
Deze vraag heeft betrekking op de memorie van toelichting Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
In de memorie van toelichting op pagina 9 paragraaf Brug naar concrete normstelling adviseer ik het wetschrijversteam te kijken naar de kamerstukken uit 2009 en 2010 waarbij de toenmalige bewindspersonen van BZK en OCW de Baseline Informatiehuishouding Rijksoverheid verplicht hebben ingevoerd. De Rijksauditdienst en de ICTU hebben daarvoor een zelfevaluatie-instrument ontwikkeld dat voor concrete normstelling en uitvoering gehanteerd kan worden door de ministeries. Vooral de gemeentelijke overheden maken hier gebruik van. De CIO is hierbij het bevoegd gezag om zo'n zelfevaluatie uit te laten voeren. Dit soort instrumenten kan opnieuw worden betrokken bij de concrete normstelling vanuit verschillende vakgebieden. Er is door de ICTU veel materiaal ontwikkeld dat opnieuw gebruikt kan worden. Echter, het is van belang om zo'n zelfevaluatie te formaliseren en deze als 1 instrument en 1 toetsingskader in te voeren, zodat zowel de uitvoerder als de handhaver (Inspectie IOE) weten waar zij aan toe zijn.
We nemen deze suggestie graag mee. |
Vraag ontvangen op 20 juli 2023 (6)
Deze vraag heeft betrekking op de memorie van toelichting Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023
In de memorie van toelichting hoofdstuk 4. Verhouding tot nationale wetgeving (pagina 14):
- Hoe verhoudt zich deze wet tot de "besluiten" en "publiekrechtelijke handelingen" zoals genoemd in de Awb?
- Vervangt de Algemene Informatiewet de Woo en de Archiefwet of is het een aanvullende wet?
- Wat is straks de hiërarchie van de wet? Is de Algemene Informatiewet een algemene wet zoals de Awb en worden hierin geen rechtstreekse bevoegdheden verleend, omdat dit nog alsnog geregeld moet worden in een sectorale wet?
- Is er een idee over de aanpak van het proces? Wordt het niet te groot?
De Omgevingswet is de grootste wetgevende operatie van na de Tweede Wereld Oorlog en betekent nu een forse operatie voor de Nederlandse gemeenten. Hoewel de Omgevingswet erop gericht is om te vereenvoudigen en het aantal regels te verminderen, valt het mij op dat de wetgever op het laatste moment de oude regels alsnog weer gaat onderbrengen in aanvullende wetten of aanvullende besluiten (denk aan de bruidsschat). Wat zouden we van de Omgevingswet kunnen leren?
Het is van belang dat de regels uit de verschillende wetten op elkaar worden afgestemd en vereenvoudigd. Maar, het is dan ook van belang dat goed wordt nagedacht over de scope en het overgangsrecht (vergelijk de bruidsschat bij het Omgevingsrecht), om te voorkomen dat de invoering van de Wet steeds moet worden uitgesteld omdat het te complex wordt.
|
Reactie van de VNG (13 juli 2023)
Op 13 juli 2023 heeft de VNG schriftelijk gereageerd op het Wetsvoorstel Algemene informatiewet, versie 25 mei 2023. Op verzoek en na akkoord van de VNG is de tekst hieronder volledig weergegeven. De schriftelijke reactie van de regeringscommissaris leest u onderaan.
1. Inleiding
Onlangs is een concept van een wetsvoorstel voor een Algemene Informatiewet op de website www.rcihh.nl gepubliceerd. Iedereen wordt in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
De VNG wil graag van de gelegenheid gebruik maken om op deze conceptversie van het wetsvoorstel voor een Algemene Informatiewet (hierna: het wetsvoorstel) te reageren. Wij nemen hierbij in aanmerking dat diverse relevante onderdelen van het wetsvoorstel nog in ontwikkeling zijn (zoals de doorontwikkeling van het stelsel van basisregistraties naar een federatief datastelsel) en reageren daarop graag in een later stadium van het wetstraject. U heeft ons inmiddels ook verzocht om (verder) mee te denken over een deel van de nadere invulling van het wetsvoorstel, te weten de ontwikkeling van sturingsinstrumenten ten aanzien van decentrale overheden om randvoorwaarden op het gebied van architectuur, standaarden en voorzieningen te vervullen, en de vormgeving van het toezicht op de naleving (institutioneel en inhoudelijk). Zoals eerder besproken, voldoen we graag separaat aan dit verzoek.
We hebben gedurende de voorbereiding van het wetsvoorstel input geleverd om de uitvoerbaarheid ervan voor gemeenten in een zo vroeg mogelijk stadium mee te laten wegen. Nu er een verder gevorderd conceptwetsvoorstel ligt, is als onderdeel van het proces van de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO) een uitvoeringstoets nodig. Hiermee kunnen op voorhand de uitvoeringsconsequenties en daarmee de impact van het wetsvoorstel voor de gemeenten in kaart worden gebracht.
In het onderstaande geven we de opmerkingen die we tot dusverre hebben bij het wetsvoorstel; dit zijn ambtelijke standpunten en opmerkingen. In het kader van de formele consultatiefase zal de VNG een bestuurlijk standpunt innemen over het wetsvoorstel.
2. Algemene waardering van het wetsvoorstel
De VNG heeft vorig jaar in het rapport Analyse naar de samenhang tussen generieke i-wetten onder de aandacht gebracht dat de wetgever onvoldoende samenhang heeft aangebracht tussen de veelheid aan generieke informatiewetten (‘i-wetten’) waaraan gemeenten uitvoering moeten geven. Daardoor ontstaat er spanning tussen deze wetten onderling. Op dit moment wordt het aan de gemeentelijke uitvoering overgelaten om een afweging tussen de door de wetten bestreken publieke waarden te maken en samenhang in de uitvoering vorm te geven. Gemeenten staan daarbij voor diverse dilemma’s en knelpunten wanneer ze informatiewetten in samenhang willen interpreteren en toepassen, en lopen daarop vast. Dit belemmert niet alleen de uitvoering van primaire processen maar ook het op orde krijgen van de informatiehuishouding. Dit heeft zijn weerslag op het uniform en op gelijke wijze adresseren van informatievraagstukken. Hierdoor staat het realiseren van goed openbaar bestuur onder druk.
Als één van de oplossingen hiervoor ziet de VNG de invoering van een brede kaderwet voor het informatiedomein waarin algemene bepalingen en uitgangspunten moeten worden opgenomen die gelden voor de i-wetten en waarin de verhoudingen tussen de verschillende i-wetten worden verduidelijkt.
De VNG kan zich dan ook goed vinden in het initiatief dat u heeft genomen om een Algemene Informatiewet te maken. We onderschrijven uitdrukkelijk het doel van het wetsvoorstel om met deze wet een fundament te creëren voor een informatiehuishouding die dienstbaar is aan een goede uitvoering van taken door de overheid en aan passende ondersteuning van burgers en bedrijven in hun verkeer met die overheid. Dat laatste zou ook in belangrijke mate voor een betere verbinding tussen de leefwereld van burgers (en daar beschikbare informatie) en de systeemwereld van de overheid kunnen zorgen. Een Algemene Informatiewet zou ook volgens ons belemmeringen kunnen wegnemen in de noodzakelijke transformatie van de informatiehuishouding en samenhang in de regulering en sturing van die informatiehuishouding kunnen bevorderen.
Hoewel het wetsvoorstel een aantal goede elementen bevat die de inrichting van een nieuwe informatiehuishouding kunnen ondersteunen, is tegelijkertijd een belangrijk zorgpunt of met dit geheel aan voorstellen het doel van het wetsvoorstel zal worden bereikt en met name ook of deze voor de gemeenten van toegevoegde waarde zullen zijn. De gemeentelijke uitvoering is vooralsnog onvoldoende betrokken en voor gemeenten belangrijke knelpunten rondom de inrichting van de informatiehuishouding worden in dit wetsvoorstel niet weggenomen. Bovendien is de ministeriële verantwoordelijkheid voor dit wetsvoorstel nog niet belegd hetgeen een integrale aanpak van een nieuwe informatiehuishouding niet ten goede komt. Onze kritiekpunten zien op de volgende onderwerpen:
- Samenhang tussen wetten, een kader voor waardenafweging, stelselverantwoordelijkheid, uitvoerbaarheid;
- Koppeling met informatiebeveiliging;
- Archetypen van overheidsprocessen en het gemeentelijk perspectief;
- Planning en verantwoording;
- Inrichting van informatiehuishouding versus proactieve dienstverlening.
We lichten deze bedenkingen hieronder toe (par 3 t/m 7). Gelet op de fundamentele aard van deze punten hebben we ervan afgezien om het wetsvoorstel verder tot in detail te beoordelen.
3. Samenhang tussen wetten, een kader voor waardenafweging, stelselverantwoordelijkheid, uitvoerbaarheid
Wij zien in het wetsvoorstel vooralsnog geen oplossing voor het belangrijkste probleem dat de VNG in het eerder genoemde rapport Analyse naar de samenhang tussen generieke i-wetten heeft blootgelegd: het gebrek aan samenhang tussen wetten en de botsing van daarin opgenomen publieke waarden waar gemeenten in de uitvoering tegen aanlopen. Het wetsvoorstel bevat weliswaar een opsomming van de publieke waarden (oftewel: beginselen van informatieverwerking) die overheidsorganen bij de uitvoering van hun taken moeten borgen. En om een brug te slaan naar concrete normstelling krijgen overheidsorganen de zorgplicht om die beginselen te verzekeren jegens burgers en krijgt de minister van BZK de bevoegdheid om algemene kaders voor de inrichting van de informatiehuishouding vast te stellen en daarover met overheidsorganen afspraken te maken.
Maar daarmee is in onze ogen nog niet geborgd dat al bij de totstandkoming van wetgeving samenhang tussen toepasselijke normen in het i-domein wordt gezocht en de huidige versnippering van wetgeving wordt weggenomen dan wel wordt voorkomen. Ook is hiermee nog niet voorzien in een richtinggevend kader dat voorschrijft dat en hoe (in abstracto) tot een afweging van de beginselen van informatieverwerking moet worden gekomen. Inzicht in de manier waarop deze waardenafweging moet plaatsvinden, ontbreekt hiermee.
Om versnippering van wetten tegen te gaan zou om te beginnen de regie voor een integrale inrichting van de informatiehuishouding bij één verantwoordelijk departement (BZK) moeten worden belegd. Het wetsvoorstel kent aan de minister van BZK in hoofdstuk 4 en 5 weliswaar de nodige bevoegdheden toe, maar niet is vastgelegd dat de minister van BZK hier stelselverantwoordelijkheid heeft. Het toekennen van deze verantwoordelijkheid kan een integrale aanpak in de vernieuwing van de informatiehuishouding bevorderen.
Daarnaast zou in de Algemene Informatiewet een voorziening moeten worden opgenomen om de samenhang van i-wetten te bevorderen. Daarbij is het ook van belang om de relatie met Europese wetgeving op het digitale vlak te bezien. Daartoe kan de Analyse samenhang Europese digitale wetgeving fase 1 die de VNG eerder dit jaar heeft uitgevoerd, behulpzaam zijn. In dit rapport is in kaart gebracht wat de impact is van bestaande en nieuwe wetten die vanuit Europa komen om de digitale toekomst van Europa vorm te geven.
Wij adviseren bovendien om de opsomming van de beginselen aan te vullen met een duiding van de samenhang daartussen en een richtinggevend kader voor te schrijven dat en hoe bij de uitvoering van taken tot een waardenafweging kan worden gekomen. In het verlengde van het voorgaande vragen we ons in verband met de rol van de minister van BZK om (samen met de minister van OCW) om sturing te geven aan een goede inrichting van de informatiehuishouding, hoe het wetsvoorstel garandeert dat de ministers hierbij rekening houden met i.) de complexiteit voor de uitvoerbaarheid, en ii.) middelen en urgentie van andere grote opgaven voor gemeenten.
De VNG Analyse naar de samenhang tussen generieke i-wetten heeft immers duidelijk gemaakt dat individuele i-wetten maar vooral ook i-wetten in samenhang met elkaar niet of alleen omslachtig uitvoerbaar zijn. Bovendien maakt de implementatie en uitvoering van i-wetten onderdeel uit van een enorme ‘to do-list’ van gemeenten en staat het op orde brengen van de informatiehuishouding vaak niet op zichzelf maar moet deze wat betreft (financiële) middelen en urgentie concurreren met andere grote opgaven voor gemeenten. Het is nodig hiervoor in de Algemene Informatiewet (dan wel in het kader daarvan) oplossingen te bieden. Hierbij kan naast de door de minister van BZK te maken afspraken zoals bedoeld in artikel 5 lid 4 van het wetsvoorstel worden gedacht aan:
- de plicht om de effecten van de wet op de uitvoering na één jaar te evalueren (invoeringstoets);
- referentie implementaties om vroegtijdig te toetsen hoe een concept-wetsvoorstel zijn werking heeft in samenhang met al geïmplementeerde informatiewetten; en
- middelen voor gemeenten beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de wet
Specifieke opmerkingen over de beginselen van informatieverwerking
Ten aanzien van de keuze om in artikel 3 van vier paren van beginselen van informatieverwerking uit te gaan (zoals openbaarheid en toegankelijkheid), merken we op dat elk van de acht beginselen een eigenstandige betekenis heeft. Die betekenis boet aan belang in door bepaalde beginselen samen te nemen. Daarom stellen we voor om de beginselen als afzonderlijke beginselen op te nemen en ook zo in de memorie van toelichting te omschrijven. Het beginsel van toegankelijkheid heeft volgens de toelichting meerdere betekenissen (duurzaam toegankelijk, toegankelijk voor mensen met een beperking, toegankelijk in de zin van vindbaar en begrijpelijk voor iedereen). Deze betekenissen staan soms op gespannen voet met elkaar: zo kunnen formats (pdf A) die nodig zijn om informatie duurzaam toegankelijk te maken, voor mensen met een visuele beperking niet toegankelijk zijn. Bovendien kunnen deze drie betekenissen van toegankelijkheid worden beschouwd als afzonderlijke in acht te nemen publieke waarden. Het is daarom onwenselijk om deze verschillende betekenissen samen onder de noemer van toegankelijkheid te vatten. We adviseren dit beginsel op te splitsen in drie verschillende beginselen behoud van (cultureel) erfgoed, inclusie, en participatie, en deze als afzonderlijke beginselen in de wettekst op te nemen (voor zover dat nog is gebeurd, zie de overlap met het laatste beginsel in de wettekst).
Het beginsel van integriteit ziet volgens de toelichting op de juistheid en betrouwbaarheid van informatie. Dat is integriteit in de zin van dataintegriteit. Relevant is om in relatie tot de inrichting van de informatiehuishouding daarnaast de koppeling te maken met de noodzakelijke manier van handelen van het ambtelijke apparaat, namelijk integer handelen. We vragen om deze invulling van integriteit aan de toelichting toe te voegen.
We missen tot slot de waarborgen die voor de burger bij digitale interactie met de overheid op grond van de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer gelden.
4. Koppeling met informatiebeveiliging
Het wetsvoorstel beoogt alle benodigde elementen te regelen die invulling geven aan de vernieuwing van de informatiehuishouding. Van een integraal kader om tot de transformatie van de informatiehuishouding te komen, is echter geen sprake. Met name ontbreekt de koppeling met gerubriceerde gegevens en informatiebeveiliging. Als beginselen van informatieverwerking worden integriteit en vertrouwelijkheid wel genoemd, maar een nadere uitwerking daarvan ontbreekt in het wetsvoorstel. De focus ligt vooralsnog vooral op de bescherming van privacygevoelige gegevens en op de beschikbaarheid van informatie. Op het terrein van informatiebeveiliging liggen er grote opgaven voor de overheid gelet op onder andere ontwikkelingen als de Europese NIS2 Richtlijn die momenteel in de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) wordt geïmplementeerd. Ook andere Europese regelgeving heeft impact op de informatiebeveiliging die geborgd moet worden bij overheidsorganisaties. De VNG heeft dit in beeld gebracht in de al genoemde Analyse samenhang Europese digitale wetgeving fase 1. We adviseren dan ook om hiermee de verbinding te leggen in het wetsvoorstel. Dit geldt ook voor de Wet digitale overheid die in artikel 4 gaat over de beveiliging van toegang tot digitale dienstverlening.
Verder hebben alle overheidslagen zich gecommitteerd aan de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Deze commitment biedt kansen om de BIO te verankeren in de wet, rekeninghoudend met de aanvullende eisen uit Europa.
In het kader van de BIO is het ministerie van BZK op dit moment bovendien bezig met de ontwikkeling van een systeem voor toezicht op informatieveiligheid. Dit systeem moet in 2024 operabel zijn. De vraag rijst daarom hoe dit systeem zich verhoudt of zou moeten verhouden tot het nog te ontwerpen toezichtsregime voor deze Algemene Informatiewet. Hetzelfde geldt voor de inbedding van het toezicht dat in Europese digitale wetgeving is opgenomen waarmee gemeenten te maken krijgen (zie de hiervoor genoemde Analyse samenhang Europese digitale wetgeving fase 1). Wij denken hierover graag verder mee.
5. Archetypen van overheidsprocessen en het gemeentelijk perspectief
Voorgesteld wordt om voor de afspraken die de minister met overheidsorganen maakt ten behoeve van de vaststelling van de kaders voor de inrichting van de informatiehuishouding, uit te gaan van een zestal archetypen van overheidsprocessen. De achtergrond van het hanteren van deze archetypen is dat de informatievoorziening steeds meer in netwerken, ketens en samenwerkingsverbanden plaatsvindt en daarom bij de uitwerking van de normen niet in traditionele kokers van organisaties of beleids- en wetgevingsdomeinen moet worden gedacht.
Op zichzelf kunnen we het belang van ontkokering onderschrijven; de VNG probeert verkokering onder andere ten aanzien van informatievoorziening met de VNG Verenigingsstrategie 2030 ook tegen te gaan. Om hierin succesvol te zijn, is een randvoorwaarde dat daadwerkelijk over alle overheidslagen heen wordt gekeken. Deze integrale blik ontbreekt echter bij de in het wetsvoorstel omschreven archetypen van overheidsprocessen, omdat er geen rekening wordt gehouden met het gemeentelijk perspectief. De archetypen lijken gestandaardiseerde processen bij het Rijk en (grote) uitvoeringsorganisaties als uitgangspunt te nemen. Dit is een top-down benadering waarbij er geen plaats is voor de (behoeften van de) gemeentelijke uitvoering. Het risico is daarom dat in de kaders die de minister van BZK voor de inrichting van de informatiehuishouding voor deze processen moet vaststellen, de gemeentelijke uitvoering erbuiten valt. Dat is onwenselijk, omdat de maatschappelijke opgaven en dienstverlening richting burgers juist om samenwerking tussen alle overheidslagen vraagt waarbij de uitvoering veelal bij gemeenten ligt. Een nieuwe inrichting van de informatiehuishouding kan dus alleen effectief zijn als deze aansluit op de processen van álle betrokken partijen en dus ook op die van gemeenten. We vragen daarom bij de archetypen nadrukkelijk de verbinding met de gemeentelijke uitvoering te leggen.
We merken daarbij op dat veruit de meeste werkprocessen van een gemeente vallen binnen het archetype van uitvoering van beleid en wetgeving (en dienstverlening). Die werkprocessen zijn weinig uniform als het gaat om o,a. toepasselijke privacy-, openbaarheids- en beveiligingsregimes: de aangifte van de geboorte van een kind, de aanleg van een riolering, en de aanvraag voor een parkeervergunning hebben (te) weinig met elkaar gemeen. Gelet op die diversiteit, is het weinig zinvol voor dit archetype algemene afspraken voor de vaststelling van kaders voor de inrichting van de informatiehuishouding bij gemeenten te maken. Hiervoor moet oog zijn als uitgegaan blijft worden van de genoemde archetypen.
Bovendien wijzen we er op dat het splitsen van overheidsprocessen een ander risico met zich brengt, namelijk dat het aanbrengen van samenhang op thematisch zakenniveau (over de overheidsprocessen heen) niet meer mogelijk is. In elk geval vanuit de archiefwetgeving is het daarom problematisch als de zes archetypen als kapstok voor alle wetgeving zouden (moeten) worden gebruikt. We vragen hier aandacht voor en uw visie hoe we dit risico kunnen wegnemen.
Gelet op het voorgaande zien we op zichzelf wel meerwaarde in het hanteren van archetypen, maar vragen nadrukkelijk aandacht voor de uitwerking daarvan binnen gemeenten en uw visie hoe we de geschetste risico’s voor het gemeentelijk domein kunnen wegnemen.
6. Planning en verantwoording
Het wetsvoorstel bevat een delegatiegrondslag voor regels over de manier waarop overheidsorganen verantwoorden dat zij de door de minister van BZK vast te stellen algemene kaders, generieke voorzieningen en standaarden in acht nemen (artikel 4 lid 3). Ook bevat het wetsvoorstel de verplichting voor overheidsorganen om jaarlijks een informatieplan op te stellen voor de inrichting en instandhouding van de informatievoorziening en daarover jaarlijks te rapporteren aan de minister (artikel 9 lid 3). Dergelijke verantwoordingsmechanismen passen bij een integrale aanpak in de vernieuwing van de informatiehuishouding.
Wij wijzen er wel op dat binnen gemeenten verantwoording over de uitvoering primair aan de gemeenteraad plaatsvindt. Deze vorm van horizontale verantwoording past binnen de uitgangspunten en afspraken die over de versterking van het horizontaal toezicht in het kader van de herziening van het interbestuurlijk toezicht in de Wet revitalisering generiek toezicht zijn gemaakt. Wij verzoeken u daarom om (minimaal) in de memorie van toelichting expliciet op te nemen dat het college van burgemeester en wethouders primair verantwoording aan de gemeenteraad aflegt over de uitvoering van de inrichting en instandhouding van de informatiehuishouding.
Ten aanzien van de bevoegdheden die aan de minister over het meerjarenplan (artikel 10) zijn toegekend, merken wij op dat er sprake is van overlap met de Wet open overheid (Woo). Een overlap maar dan met de Wet digitale overheid (WDO) zien wij in artikel 6 van het wetsvoorstel. We verzoeken daarom de Woo resp. de WDO op deze punten gelijk te trekken met de Algemene Informatiewet en hiervoor voorstellen in hoofdstuk 7 van het wetsvoorstel op te nemen.
7. Inrichting van informatiehuishouding versus proactieve dienstverlening
Het wetsvoorstel regelt in onze ogen ongelijksoortige onderwerpen waarvan het de vraag is of die beiden in dezelfde wet thuishoren: het beoogt zowel een kader te geven voor de inrichting van de informatiehuishouding (met daarbij behorende standaarden en generieke voorzieningen) als proactieve ondersteuning en dienstverlening te bevorderen. We zijn er enthousiast over dat in het belang van burgers tot proactieve ondersteuning en dienstverlening kan worden gekomen en zien het in te stellen Adviescollege gegevensdeling in zoverre ook als een positieve ontwikkeling om sneller verantwoord data te kunnen delen binnen de overheid. Maar het wetsvoorstel regelt hiermee twee vraagstukken van geheel verschillende aard en ‘grootheid’. We vragen ons af of het wenselijk is om in een overkoepelende wet als de Algemene Informatiewet gegevensdeling rondom proactieve dienstverlening op te nemen. Gelet op het doel van de Algemene Informatiewet lijkt dat niet het geëigende instrument te zijn. Wij doen daarom de suggestie om een separaat wetsvoorstel te maken dat als kader kan dienen voor proactieve dienstverlening en/of te bezien of dit onderdeel in de UAVG een plaats kan krijgen.
Daarnaast vragen we om te verkennen hoe mogelijke oplossingen voor proactieve dienstverlening zich verhouden tot bestaande dienstverlening. Het voorgestelde Adviescollege gegevensdeling doet sterk denken aan de Adviesfunctie Verantwoord Datagebruik, die in 2023 gestart is vanuit de Interbestuurlijke Datastrategie. Deze adviesfunctie is toegankelijk voor alle overheden en uitvoeringsorganisaties. We vragen daarom te verkennen hoe een Adviescollege gegevensdeling zich verhoudt tot andere adviesloketten, om zo te voorkomen dat verschillende loketten naast elkaar ontstaan, met alle risico's van dien (bijvoorbeeld zaken dubbel doen en tegenstrijdige advisering.
8. Tot slot: draagvlak
De VNG is een pleitbezorger voor een Algemene Informatiewet, omdat deze kan bijdragen aan een informatiehuishouding die op orde is. Dat is uitdrukkelijk een gezamenlijk belang van Rijk, Regeringscommissaris en gemeenten, én een absolute randvoorwaarde voor goede dienstverlening richting burgers. Om voldoende draagvlak te krijgen dient de wet daarbij wel oog te hebben voor het gemeentelijke perspectief. Dat is vooralsnog bij dit wetsvoorstel onvoldoende het geval. We bespreken daarom graag met u hoe de gemeentelijke uitvoering, zoals in voorgaande punten toegelicht, een adequate plek kan krijgen in het wetsvoorstel.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Dank voor de uitgebreide reactie op het wetsvoorstel voor een Algemene informatiewet overheid zoals we dat in juni op de website www.rcihh.nl publiceerden. Aangezien jullie vanaf het begin betrokken waren bij dit traject, is een aantal van de opmerkingen niet nieuw voor ons, andere wel. Ik ga graag in op de punten die jullie naar voren brengen en hou daarbij de thema’s die jullie benoemen aan. Samenhang tussen wetten, een kader voor waardenafweging, stelselverantwoordelijkheid, uitvoerbaarheidDe VNG ziet in het wetsvoorstel voor de Algemene informatiewet nog niet het richtinggevende kader voor afweging van waarden uit de verschillende bestaande informatiewetten dat gemeenten – zoals ook in het rapport Analyse naar de samenhang tussen informatiewetten – nodig hebben om aan die wetten op een goede manier invulling te geven in hun dagelijkse praktijk. De vraag is hoe de VNG dat algemene afwegingskader concreet voor zich ziet. De verschillende informatiewetten belichamen inderdaad verschillende waarden of belangen, maar er is geen vaste ‘formule’ te geven voor de afweging tussen bijvoorbeeld gegevensbescherming (AVG) en openbaarheid (Woo). Die afweging zal steeds in de context van het geval moeten worden gemaakt. De aanleg of vervanging van een riolering vergt bijvoorbeeld een andere afweging dan de beoordeling en toekenning van een Wmo-voorziening. De Algemene informatiewet maakt de waarden of belangen onder de verschillende informatiewetten in elk geval expliciet in de vorm van de beginselen van informatieverwerking, en zorgt voor sturing op de kaders (architecturen, baselines), standaarden en generieke voorzieningen die deze beginselen moeten borgen. Ik zie een belangrijke rol voor de VNG om vooral aan die kaders bij te dragen, door het (mee) opstellen van baselines waarin voor gemeenten voor de werkprocessen die in het voorstel worden genoemd, de normen worden vastgelegd die invulling geven aan de beginselen van informatieverwerking. Deze normen kunnen dan worden toegespitst op de door gemeenten uit te voeren taken, waarbij de relevante waardenafweging wordt meegenomen. Daarnaast zou de waardenafweging moeten worden gefaciliteerd door de introductie van een comité (mogelijk zelfs per sector) waaraan kwesties waarin waardenafwegingen spelen, kunnen worden voorgelegd. De uitspraken van het comité zouden formele status moeten krijgen, zodat zij kunnen dienen als een soort ‘legisprudentie’ over toepassing van de wettelijke normen. Graag ga ik verder met de VNG in gesprek over de bijdrage die geleverd kan worden aan uitwerking van deze kaders en de vormgeving van een comité dat kan ondersteunen bij de waardenafweging. De VNG mist in het wetsvoorstel een stelselverantwoordelijkheid van de Minister van BZK (en vermoedelijk de Minister van OCW nu deze de primaire verantwoordelijkheid voor de Archiefwet heeft). Naar mijn mening blijkt de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK (en waar nodig OCW) al voldoende uit de bevoegdheden en taken die hem worden toebedeeld in de wet, en uit het feit dat de wet als eerste door de Minister van BZK wordt ondertekend. De bevoegdheden en taken hebben daarnaast betrekking op generieke kaders, standaarden en voorzieningen voor de informatiehuishouding. De verantwoordelijkheid voor de feitelijke inrichting van de informatiehuishouding van overheidsorganen blijft bij henzelf liggen, mede op grond van de plicht die hen in artikel 4 wordt opgelegd en die via de beginselen weer gelinkt is aan de verschillende informatiewetten. De verantwoordelijkheidsverdeling is daarmee helder afgebakend, zij het dat deze in de memorie van toelichting nog nader verduidelijkt kan worden. De verhouding met Europese wetgeving is uiteraard een belangrijk punt. Op dat vlak komt ook op gemeenten – getuige het rapport dat VNG daarover opstelde – veel af. In de memorie van toelichting is ook aangegeven dat dat aspect nog nadere uitwerking behoeft. We maken daarbij zeker gebruik van het rapport van de VNG en doen ook graag een beroep op jullie expertise. Hetzelfde geldt voor de impact van het wetsvoorstel wat betreft uitvoerbaarheid, prioritering ten opzicht van andere maatregelen die op gemeenten afkomen en de financiering. Ook hiervoor zijn nog uitdrukkelijke PM-posten opgenomen in de memorie van toelichting. We hebben inmiddels contact opgenomen met de aanspreekpunten voor de UDO binnen BZK en het wetsvoorstel zal uiteraard ook nog de reguliere uitvoeringstoets doorlopen. De VNG heeft een voorkeur om de beginselen afzonderlijk op te nemen en niet in ‘koppels’. Er is voor gekozen om de beginselen bijeen te zetten in koppels die samenhang hebben, of juist tot verschillende afwegingen kunnen leiden. In dat licht zouden we deze clustering juist willen behouden; ze drukt de samenhang uit waarnaar de VNG ook op zoek lijkt. Koppeling met informatiebeveiligingHet klopt dat informatiebeveiliging nog niet is uitgewerkt in wetsvoorstel of memorie van toelichting, mede omdat er, zoals jullie zelf ook constateren, een relatie bestaat met implementatie van de Europese NIS2-richtlijn. Overigens zal sowieso geen directe normering voor informatiebeveiliging in het wetsvoorstel worden opgenomen. Ook hiervoor geldt dat de materiële normen in specifieke informatiewetgeving worden opgenomen en dat hiervoor, via de beginselen van informatieverwerking, de zorgplicht voor overheidsorganen geldt om hun informatiehuishouding hiermee in lijn te brengen. In de memorie van toelichting is op verschillende plaatsen aangegeven waar onderdelen nog nadere uitwerking behoeven. Voor informatiebeveiliging ontbrak nog een uitdrukkelijke PM-post, maar dat betekent uiteraard niet dat dit geen aandacht krijgt. We maken graag gebruik van kennis en ervaringen van de VNG op dit punt om dit onderwerp verder uit te werken. Archetypen van overheidsprocessen en het gemeentelijk perspectiefIn de visie van de VNG sluiten de archetypen van overheidswerkprocessen die in het wetsvoorstel worden genoemd niet voldoende aan op de gemeentelijke praktijk en bestaat het risico dat bij uitwerking daarvan die praktijk onvoldoende wordt meegenomen. In de brief wordt gewezen op verschillen tussen processen als de geboorteaangifte, aanleg van een riolering of verlening van een kapvergunning. Het idee van de archetypen is dat zij werkprocessen met vergelijkbare kenmerken weerspiegelen, zowel qua te zetten stappen als daarbij gebruikte informatie. Zo kent het proces van ontwikkelen van beleid en wetgeving of het proces van inspectie (die naar mijn idee ook bij gemeenten voorkomen) andere stappen of fasen dan het proces van uitvoering (waaronder begrepen dienstverlening). Ook de bij die verschillende processen gebruikte informatie verschilt van aard. Dat betekent echter niet dat binnen een archetype geen verschillende soorten informatie kunnen en zullen voorkomen. De door jullie gegeven voorbeelden laten dat ook zien. Het is dus niet zo dat binnen één archetype maar één beveiligingsniveau of één bewaar- of vernietigingstermijn kan (laat staan moet) worden gehanteerd. Door uit te gaan van de archetypen kan echter wel meer standaardisatie en interoperabiliteit in de vastlegging en het beheer van informatie worden bereikt, juist ook over overheidsorganen heen. Dat is temeer van belang omdat het contact van burgers (in welke hoedanigheid ook) met de overheid ook vaak organisatiegrenzen overschrijdt. Ik denk dat de VNG met de ontwikkelingen rond common ground juist al invulling geeft aan deze benadering. De vrees dat het hanteren van archetypen de mogelijkheid wegneemt om op zaaksniveau samenhang aan te brengen deel ik niet. Met goede semantische metadatering (of wellicht zelfs zonder dat, bij toepassing van moderne AI-gebaseerde kennistechnologie) zal het ordenen en ontsluiten van informatie in de gewenste samenhang mogelijk zijn. Planning en verantwoordingDe VNG vraagt om in de toelichting expliciet aandacht te besteden aan de rol van de gemeenteraad bij verantwoording over de naleving van verplichtingen in het wetsvoorstel met betrekking tot de inrichting van de informatiehuishouding. In paragraaf 2.3 van de MvT is ingegaan op de sturings- en verantwoordings-systematiek in het wetsvoorstel. Daarbij is expliciet aangegeven dat sturing ten aanzien van decentrale overheden nog nadere uitwerking nodig heeft. Ook is daarin (in een kader) aangegeven dat afstemming op het plannings-instrumentarium in de Woo nodig is om dubbelingen te voorkomen (zie p. 17 van de MvT). Ook voor het wegnemen van eventuele overlap met andere wetgeving, is een apart hoofdstuk in het wetsvoorstel opgenomen, zij het dat daarin nog niet alle mogelijk te wijzigen wetten zijn genoemd. In paragraaf 7 van de MvT is een aanzet gegeven voor een beschrijving van het toezicht, mede in het licht van toezichtsarrangementen in specifieke informatiewetten. Daarbij is gebruik gemaakt van door jullie en de collega van het IPO aangeleverde input en van een presentatie die VNG over de ENSIA-systematiek heeft gegeven. Niettemin heeft het onderwerp toezicht nog de nodige overdenking nodig, zoals ook aan het begin van paragraaf 7 is opgemerkt. Ook hier maak ik graag van jullie kennis en kunde gebruik. Het is fijn dat jullie (en ook IPO) al kandidaten hebben genoemd voor deelname in een werkgroep over sturing en toezicht. Inrichting van informatiehuishouding versus proactieve dienstverleningHet is goed om te lezen dat VNG een omslag naar proactieve en responsieve dienstverlening door de overheid ondersteunt. De vraag stellen of de basis hiervoor in de Algemene informatiewet gelegd moet worden, is voor wat mij betreft het beantwoorden ervan. Indien een aantal generieke randvoorwaarden, zoals het wegnemen van belemmeringen in gegevensdeling en het op orde brengen van de informatiehuishouding niet geregeld zijn, zal deze omslag niet kunnen plaatsvinden. Het is daarom noodzakelijk om een aantal van die randvoorwaarden hier te regelen, ofwel in de Algemene informatiewet zelf (een college bijvoorbeeld) ofwel door wijziging van aanpalende wetgeving (de UAVG bijvoorbeeld). Zo wordt een samenhangend wetgevingspakket gerealiseerd en kan ook de politieke discussie hierover integraal gevoerd worden. Bij de eerste aanzetten voor regeling van een adviescollege gegevensvraagstukken hebben de ontwikkelingen in het kader van de IBDS (adviesfunctie verantwoord datagebruik en federatief datastelsel) als inspiratiebron gediend, zoals ook uit paragraaf 2.4 van de MvT blijkt (p. 18-19). Ook in het wetsvoorstel zelf is een kader opgenomen waarin nog uit te werken aspecten zijn genoemd. Het is niet de bedoeling om initiatieven naast elkaar te laten bestaan. Ondertussen heeft ook het Netwerk van Publieke Dienstverleners een notitie Versnellingsaanpak gegevensdeling opgesteld (besproken in Ambtelijke en Ministeriële commissie uitvoering), waarin gepleit wordt voor een dergelijk mechanisme. Ook dit initiatief zal bij verdere vormgeving van een adviesfunctie in de Algemene informatiewet worden betrokken. Tot slot is het goed om te melden dat wij eerder al hebben gesproken met medewerkers van de afdeling IBD van de VNG, die advies en ondersteuning verlenen aan gemeenten op het gebied van gegevensgebruik. Ook dat is wat mmij betreft een best practice die navolging verdient en bij verdere uitwerking van de wetgeving als inspiratie kan dienen. Tot slotIk deel dat draagvlak onontbeerlijk is om de Algemene informatiewet de wezenlijke bijdrage te laten leveren aan de informatiehuishouding die een responsieve en proactieve overheid nodig heeft. Ik ga ervan uit dat ik met deze reactie een aantal vragen en zorgen van de VNG ten aanzien van het wetsvoorstel heb kunnen wegnemen. Ik ga graag verder met jullie in gesprek en maak, zoals aangegeven, graag gebruik van de kennis, expertise en ervaring bij de VNG om het wetsvoorstel zo goed mogelijk af te stemmen op wat gemeenten nodig hebben voor een goede inrichting van hun informatiehuishouding. Met vriendelijke groet, Arre Zuurmond |
Op 8 december 2023 heeft het Interprovinciaal overleg (IPO) schriftelijk gereageerd op het wetsvoorstel Algemene informatiewet (de versie van 2 september 2023). Op verzoek en na akkoord van het IPO is de tekst hieronder volledig weergegeven. De schriftelijke reactie van de regeringscommissaris leest u in de schuingedrukt tussenstukken.
1. Algemeen
Met belangstelling heeft het IPO het concept voorstel voor een Algemene Informatiewet en de bijbehorende concept memorie van toelichting gelezen. Wij kunnen ons in hoofdlijnen vinden in het concept wetsvoorstel.
Wij onderschrijven de verbinding die wordt gelegd tussen gestructureerde en ongestructureerde informatie door een eenduidig begrippenkader op het gebied van informatie. Ook ondersteunen wij de concretisering van de informatiewetten in beginselen voor informatieverwerking.
Voorts kunnen we ons vinden in het versterken van de integrale sturing op het verbeteren van de informatiehuishouding door het vaststellen, toepassen en gebruiken van kaders, standaarden en generieke voorzieningen. Wel plaatsen we kanttekeningen bij de opzet van de planning en verantwoording.
Hierna geven we puntsgewijs commentaar aan de hand van de hoofdstukindeling in het concept wetsvoorstel, versie 2 van 29 september 2023.
Antwoord RCIHH
Het is goed om te horen dat het IPO de hoofdlijnen van het wetsvoorstel onderschrijft, niet alleen de inhoudelijke stroomlijning die hiermee wordt nagestreefd, maar ook de versterking van de sturing. De opmerkingen over planning en verantwoording komen later in dit stuk aan de orde; ik neem die graag ter harte bij verdere uitwerking van het voorstel.
2. Beginselen van informatieverwerking
We onderschrijven het idee om een aantal beginselen voor informatieverwerking op te nemen, maar we stellen voor om de beginselen apart in plaats van gebundeld te benoemen en daarnaast scherper te definiëren. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat begrippen als transparantie, verantwoording, integriteit en toegankelijkheid verscheidene betekenissen hebben in de context van de bestaande i-wetten. Met een scherp omlijnde definitie wordt het eenvoudiger om deze beginselen af te wegen indien er sprake is van tegengestelde belangen bij de implementatie van de i-wetten.
Verder stellen we voor om - in lijn met de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren van de Staatssecretaris van BZK - de term ‘waarden’ te hanteren in plaats van ‘beginselen’.
Antwoord RCIHH
We hebben de beginselen opgenomen in paren die samenhang hebben of juist tot verschillende afwegingen kunnen leiden. Bij de uitwerking van de beginselen in kaders en verdere concretisering in standaarden en voorzieningen moet de samenhang of het onderscheid geoperationaliseerd worden, zodat deze in de uitvoering hanteerbaar worden.
Inderdaad verschilt de betekenis van sommige beginselen naar gelang hun wettelijke context. In de memorie van toelichting is waar relevant op verschillende contexten en daaruit voortvloeiende betekenissen ingegaan. We zijn geen situaties tegengekomen waarin binnen één beginsel tegenstrijdigheden voorkomen. In die zin lijkt het soms brede karakter van bepaalde beginselen (met name bij toegankelijkheid doet zich dat voor) geen problemen op te leveren in de uitvoering. Dit is echter wel een punt dat we in de uitvoeringstoets zullen meegeven, zodat mogelijk belemmerende praktijkervaringen nog in het wetsvoorstel kunnen worden verwerkt.
3. Verantwoordelijkheden en taken
We ondersteunen het voorstel voor een betere sturing via kaders, standaarden en voorzieningen. Dit voorkomt dat:
- overheidsorganen worden geconfronteerd met verschillende normen vanuit de diverse informatiewetten,
- de samenwerking tussen overheden belemmerd wordt door het hanteren van verschillende standaarden, met name daar waar sprake is van organisatie overstijgende processen en informatie-uitwisseling.
We zien echter nog niet hoe de informatiewet een oplossing biedt voor de knelpunten met de bestaande I-wetten zoals die uitgebreid zijn beschreven in de analyse van VNG over de samenhang tussen de generieke i-wetten. Wij delen de analyse van VNG op dit punt. Naar onze mening worden in het concept wetsvoorstel en de MvT onvoldoende aandacht geschonken aan:
- Een richtinggevend kader voor de afweging van publieke waarden;
- Het verschaffen van inzicht in de samenhang tussen de i-wetten;
- Het oplossen van de inconsistenties met betrekking tot normen;
- Het reduceren van de uitvoeringslast
Antwoord RCIHH
Zoals in antwoord op de inbreng van de VNG ook is aangegeven, belichamen de verschillende informatiewetten verschillende waarden of belangen, maar is geen vaste ‘formule’ te geven voor de afweging tussen bijvoorbeeld gegevensbescherming (AVG) en openbaarheid (Woo). Die afweging zal steeds in de context van het geval moeten worden gemaakt. De aanleg van een weg vergt bijvoorbeeld een andere afweging dan de beoordeling en toekenning van een Wmo-voorziening.
De Algemene informatiewet maakt de waarden of belangen onder de verschillende informatiewetten in elk geval expliciet in de vorm van de beginselen van informatieverwerking, en zorgt voor sturing op de kaders (architecturen, baselines), standaarden en generieke voorzieningen die deze beginselen moeten borgen. Ook hier geldt, net als in de reactie aan VNG, dat het IPO een belangrijke rol kan spelen bij het het (mee) opstellen van baselines waarin voor provincies voor de werkprocessen die in het voorstel worden genoemd, de normen worden vastgelegd die invulling geven aan de beginselen van informatieverwerking. Deze normen kunnen dan worden toegespitst op de door provincies uit te voeren taken, waarbij de relevante waardenafweging wordt meegenomen. Daarnaast zou de waardenafweging moeten worden gefaciliteerd door de introductie van een comité (mogelijk zelfs per sector) waaraan kwesties waarin die afwegingen spelen, kunnen worden voorgelegd. De uitspraken van het comité zouden formele status moeten krijgen, zodat zij kunnen dienen als een soort ‘legisprudentie’ over toepassing van de wettelijke normen.
We zien de meerwaarde van het hanteren van archetypen, maar de gekozen indeling lijkt ons onevenwichtig. Met name bij de decentrale overheden is het merendeel van de processen gericht op uitvoering. De grote diversiteit aan taken leidt tot zeer uiteenlopende bedrijfsprocessen die hun weerslag hebben op de inrichting van de informatiehuishouding. Denk daarbij onder meer aan de grote verschillen tussen processen in het sociaal-financieel domein (subject-gerelateerd) en het ruimtelijk domein (object-gerelateerd). Waar in het sociaal-financieel domein veel sprake is van gestandaardiseerde, zaak(case) gerichte processen met vaak hoge volumes, kenmerkt het ruimtelijk domein zich vooral door uniek, projectmatig werk en onderscheid tussen ontwikkeling en beheer.
Antwoord RCIHH
Ook hier grijp ik terug op mijn reactie op de inbreng van de VNG, waarin ik aangaf dat het idee van de archetypen is dat zij werkprocessen met vergelijkbare kenmerken weerspiegelen, zowel qua te zetten stappen als daarbij gebruikte informatie. Dat betekent echter niet dat binnen een archetype geen verschillende soorten informatie kunnen en zullen voorkomen. De door jullie gegeven voorbeelden laten dat zien. Het is dus niet zo dat binnen één archetype maar één beveiligingsniveau of één bewaar- of vernietigingstermijn kan (laat staan moet) worden gehanteerd, of dat alle werkprocessen op dezelfde manier moeten worden ingericht. Door uit te gaan van de archetypen kan echter wel meer standaardisatie en interoperabiliteit in de vastlegging en het beheer van informatie worden bereikt, juist ook over overheidsorganen heen. Dat is temeer van belang omdat het contact van burgers (in welke hoedanigheid ook) met de overheid ook vaak organisatiegrenzen overschrijdt.
In het concept wetsvoorstel wordt voor het verplichten van standaarden (essentieel voor uitwisseling van informatie) verwezen naar artikel 3 (aanwijzing en gebruik van standaarden) van de Wet digitale overheid. Deze wet regelt een specifieke aspect van informatieverwerking, namelijk de toegang tot overheidsdienstverlening voor natuurlijke personen, ondernemingen en rechtspersonen. De standaarden in de informatiewet hebben een veel bredere toepassing omdat ze gericht zijn op vastlegging, verwerking en deling van informatie in algemene zin. We vragen ons af of het niet logischer om op dit punt de Wet digitale overheid te laten verwijzen naar de Informatiewet en artikel 3 uit de wet digitale overheid over te hevelen naar de informatiewet.
Reactie RCIHH
De Wet digitale overheid ziet op dit moment met name op toegang tot dienstverlening, maar de bepaling over standaarden is breder dan dat. Deze omvat alle standaarden op semantisch, organisatorisch en technisch gebied die nodig zijn om de digitale overheid zowel boven (interactie, dienstverlening) als onder (informatiehuishouding) de motorkap goed te laten draaien. Met toepassing van artikel 3 van de Wdo kan ook de gewenste standaardisatie in de informatiehuishouding worden bevorderd. Het overhevelen van de bepaling is daarvoor niet nodig; mede uit oogpunt van ‘wetgevingseconomie’ is voor een verwijzing gekozen.
Wij vragen ons af hoe het instrument aanwijzingsbesluit in het digitaliseringsdomein in de praktijk zou moeten gaan werken. De uitvoering van toezicht en handhaving vanuit BZK op dit punt lijkt ons buitengewoon complex. Het leidt daarnaast tot onnodige juridisering en schaadt de interbestuurlijke samenwerking die een voorwaarde is voor draagvlak bij het vaststellen van standaarden. Tenslotte is het naar onze mening strijdig met het uitgangspunt van horizontaal toezicht.
Antwoord RCIHH
Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven is deze bepaling ontleend aan de Wet digitale overheid, waarin een aanwijzingsbevoegdheid voor toepassing van standaarden is opgenomen (artikel 3 Wdo). De bepaling is onderdeel van het sturingsarrangement, het betreft geen toezicht op naleving van de normering van de informatiehuishouding. Daarin wordt immers in de verschillende bovenliggende informatiewetten voorzien (door AP, IOE etc.). Het gaat hier bijvoorbeeld om de situatie dat een overheidsorgaan andere dan de voorgeschreven standaarden en generieke voorzieningen hanteert of bij de inrichting van de informatiehuishouding afwijkt van gestelde kaders, waardoor de gewenste interoperabiliteit niet gerealiseerd wordt. De aanwijzingsbevoegdheid fungeert als een preventieve prikkel voor conformiteit aan gestelde kaders en standaarden, niet als repressief handhavingsinstrument.
4. Planning en verantwoording
Wij ondersteunen de integrale aanpak voor de verantwoording over de staat en de verbetering van de informatiehuishouding, maar pleiten ervoor de administratieve lasten daarvan te beperken. Wij wijzen er daarbij tevens op dat provincies primair verantwoording af leggen aan Provinciale Staten.
We lezen dat overheidsorganen jaarlijks een geactualiseerd informatieplan naar de Minister dienen te sturen voorzien van een verantwoording over zowel de uitvoering van het plan als de naleving van de voor hen geldende verplichtingen uit de Informatiewet. We plaatsen kanttekeningen bij de uitvoerbaarheid van een integrale rapportage door de Minister op basis van deze afzonderlijke informatieplannen. Deze plannen zullen immers qua opzet uiteenlopen als gevolg van verschillen in omvang en aard van de organisatie en de kwaliteit van de bestaande informatiehuishouding.
Wij adviseren om in de memorie van toelichting duidelijker uiteen te zetten wat de inhoud en vorm is van de informatie die overheidsorganen moeten aanleveren zowel met betrekking tot het informatieplan zelf als de rapportage over de uitvoering van het plan en de naleving van artikel 4 en 5.
Om de administratieve lasten voor overheidsorganen zoveel mogelijk te beperken stellen wij voor om de rapportage over de staat en verbetering van de informatiehuishouding te beperken tot aantal éénduidige overheidsbrede indicatoren en die te koppelen aan de reguliere P&C-cyclus door ze op te nemen in de RBV en de BBV. Op deze wijze wordt er op een uniforme manier gerapporteerd zodat het mogelijk is te komen tot een geconsolideerd beeld op nationaal niveau.
Antwoord RC IHH
Het onderdeel planning en verantwoording in het wetsvoorstel is nog uitdrukkelijk work in progress. We hebben in december ook een overleg over gehad met mensen van onder meer IPO en VNG over deels aangepaste artikelen en een toelichting daarbij. Het uitgangspunt van de aanpassingen sluit aan op de aandachtspunten die in jullie reactie worden genoemd, namelijk afstemming op de gebruikelijke verantwoordingslijnen binnen en tussen overheidslagen (horizontaal en interbestuurlijk toezicht), zo min mogelijk uitvoeringslasten, met name door stroomlijning van verschillende rapportageverplichtingen en een ‘single audit’ benadering a la ENSIA. Op basis van dit constructieve overleg hebben we weer een slag gemaakt op wetsbepalingen en toelichting, en ook bekeken hoe een format voor een informatieplan er tegen deze achtergrond uit zou kunnen zien. We verwerken een en ander in een volgende versie van het wetsvoorstel, zodat daarop ofwel via de website, ofwel via de uitvoeringstoets weer input geleverd kan worden.
5. Voorkomen of wegnemen van belemmeringen bij verwerking van persoonsgegevens
Wij ondersteunen de instelling van een adviescollege voor gegevensdeling voor vraagstukken rond het delen van persoonsgegevens, maar wijzen erop dat het voor provincies niet om persoonsgegevens sec gaat, maar om (vooral ruimtelijke) informatie in het algemeen waar persoonsgegevens deel van uit kunnen maken. Het opgang brengen van gegevensuitwisseling is voor het uitvoeren van provinciale taken van essentieel belang.
Wij adviseren om de bestaande ‘Adviesfunctie verantwoord datagebruik’ (onderdeel van de Interbestuurlijke Datastrategie Nederland) als basis te gebruiken voor het adviescollege voor gegevensdeling.
Antwoord RC IHH
In de artikelen over een adviescollege gegevensdeling zoals opgenomen in de septemberversie van het wetsvoorstel is rekening gehouden met vraagstukken rond gegevensdeling die niet (primair) over persoonsgegevens gaan, maar om het gebruik van gegevens voor beleidsvorming, in het licht van de oplossing van brede maatschappelijke vraagstukken (zie artikel 13, tweede lid). Ook over dilemma’s die daarbij ontstaan kan het college gevraagd of ongevraagd zijn licht laten schijnen. De ervaringen met de Adviesfunctie verantwoord datagebruik die in het kader van de IBDS is opgezet en die ook de basis zal bieden voor een triageloket voor gegevenvraagstukken (naar aanleiding van de Versnellingsaanpak gegevensdeling die het Netwerk van Publieke Dienstverleners heeft geformuleerd) zullen zeker worden gebruikt bij de uiteindelijke vormgeving van een adviescollege.